2 vmbo-kgt Thema 1.1 Verbranding en ademhaling: Verbranding

thema 1 Verbranding en ademhaling
1.1 Verbranding
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

thema 1 Verbranding en ademhaling
1.1 Verbranding

Slide 1 - Slide


start par. 1.1
demo ; verbranding van een
            kaars en het aantonen van
            koolstofdioxide
- aantekeningen maken
- invullen practicum in werkboek vanaf blz. 62
-maken opdracht 1 t/m 4


Slide 2 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
inleiding thema 1 Verbranding en ademhaling
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 1.1 Verbranding
zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

leerdoelen vandaag (1.1)
Aan het einde van de les:
- weet je dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat
- kun je het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning

Slide 5 - Slide

1.1 Verbranding
Ik ga een kaars aansteken.
Daarna zet ik een glas over de kaars heen.

Wat zal er gebeuren?
Waarom gebeurt dat?


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

1.1 Verbranding
Als je een kaars brandt, verbrandt er kaarsvet.
Kaarsvet is een brandstof.

Als je een glas over de kaars zet, gaat de kaars uit.
Dit komt doordat de zuurstof opraakt.
Zuurstof is een gas in de lucht.
Voor verbranding is zuurstof nodig.

Slide 10 - Slide

1.1 Verbranding
Bij een brandende kaars ontstaat licht en warmte.
Dat zijn vormen van energie.

Bij verbranding komt altijd energie vrij.


Slide 11 - Slide

1.1 Verbranding
Bij verbranding ontstaan ook nieuwe stoffen.
Als je een glas over een kaars zet, dan zie je water aan de binnenkant van het glas. Dat water ontstaat bij de verbranding.

Bij de verbranding ontstaat ook koolstofdioxide.
Dit is een gas in de lucht.
Je kan koolstofdioxide niet zien of ruiken.

Slide 12 - Slide

1.1 Verbranding?
Koolstofdioxide kan je dus niet zien en ruiken, maar je kan het wel aantonen. Een stof waarmee je een andere stof kan aantonen, noem je een indicator.

Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide. Helder kalkwater wordt troebel als je er koolstofdioxide bij doet.

Slide 13 - Slide

1.1 Verbranding
Voor verbranding zijn een brandstof en zuurstof nodig.
Na verbranding heb je water, koolstofdioxide en energie.

Verbranding kun je opschrijven in een vergelijking.
Deze staat op de volgende bladzijde (en moet je kennen!!!!)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

1.1 Verbranding
Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.
Hierbij is ook een brandstof nodig.

Je lichaam gebruikt vooral glucose als brandstof.

Glucose krijg je binnen via je voeding.
Het wordt gemaakt door de planten bij de fotosynthese.

Slide 16 - Slide

1.1 Verbranding
Bij de verbranding van glucose in je lichaam ontstaan water en koolstofdioxide.

Ook komt er energie vrij.
Je lichaam gebruikt de energie, bijvoorbeeld om te bewegen en om warm te blijven.
Alle organen in je lichaam hebben energie nodig.

Slide 17 - Slide

1.1 Verbranding
In elke cel in je lichaam vindt verbranding plaats, dag en nacht!

Zonder verbranding gaat een cel dood.

Slide 18 - Slide

1.1 Verbranding
Als je een stuk gaat lopen, hebben je spieren energie nodig. Die energie komt vrij bij de verbranding.

Hoe groter de lichamelijke inspanning, hoe meer verbranding er plaatsvindt!!

Wat gebeurt er in je lichaam als je harder gaat lopen??

Slide 19 - Slide

1.1 Verbranding
Als je harder gaat lopen:
- heb je meer zuurstof nodig, dus je gaat sneller ademhalen
- hebben je cellen meer zuurstof en brandstof nodig, dus gaat je hart sneller kloppen
- er vindt meer verbranding plaats en er komt meer energie vrij en dus krijg je het warmer en ga je meer zweten om de warmte af te voeren
- komt er meer koolstofdioxide vrij



Slide 20 - Slide

blz 74 
om te onthouden / samenvatting

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

VRAGEN??

Slide 23 - Slide

zelf aan de slag
1.1 Verbranding: Lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 7 maken (vanaf blz. 10)
opdracht 8 is een plusopdracht: moet niet, mag wel

klaar? laat het zien!

Slide 24 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- weet je dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat
- kun je het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning

Slide 25 - Slide

Wat is geen brandstof?
A
Glucose
B
Benzine
C
Koolstofdioxide
D
Kaarsvet

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er niet als je hardloopt?
A
Je spieren hebben meer zuurstof
B
Je ademt sneller
C
Je wordt warmer
D
Er ontstaat meer koolstofdioxide

Slide 27 - Quiz

Verbranding vindt dag en nacht plaats in je lichaam
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Er zijn levende cellen in je lichaam waar soms geen verbranding plaats vindt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Brandstof + zuurstof --> water + ... + ...
(wat hoort er op de puntjes?)
A
Energie
B
Zweet
C
Glucose
D
Koolstofdioxide

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!

Slide 31 - Slide