Kapitel 2 einzahl & mehrzahl - sprechen

Kapitel 2: Wir
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 2: Wir

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute:
  • deeltoetsje - werkwoord haben
  • creatieve opdracht


Wat kun je aan het einde van de les

- ik kan mijn familie beschrijven in het Duits

Slide 2 - Slide

Deeltoets- Schrijf het rijtje van hebben op in het Duits
ik heb
jij hebt
hij heeft / zij heeft / het heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben / u heeft

Slide 3 - Slide

Creatieve opdracht
Kijk naar blz 50 - Sprachmittel

Wat kun je over je familie vertellen. Schrijf een verhaaltje op alsof je over een foto vertelt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Creatieve opdracht
Was machst du? 
- Je gaat een stamboom maken over jouw familie!
- Dit doe je in het Duits
- Je kiest minimaal 8 personen uit om iets over te schrijven.
- Over deze personen vertel je: wie het is, naam, leeftijd (woonplaats). 

Voorbeeld: 
Mark - Das ist mein Cousin. Er heißt Mark. Er ist neun (Jahre alt). Er wohnt in Rotterdam.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stamboom
Je gaat een stamboom van je familie maken.  Zoals hiernaast is aangegeven ---> 

Voorbeeld: Ich bin Charlotte. Das ist mein Bruder Kai und das ist meine Schwester Nele. 
Onderin kun je foto's van je huisdieren plaatsen. 

Slide 8 - Slide

Creatieve opdracht
Wanneer werk je aan jouw stamboom?
- Vandaag werk je aan jouw "plan" en de Duitse zinnetjes.
- Thuis en op school werk je jouw stamboom verder uit. Neem dus elke keer je schrift mee.

De beoordeling: O, V of G !

Slide 9 - Slide

An die Arbeit! (30 minutes)

- Maak een plan voor jouw stamboom
- Maak de Duitse zinnen die je nodig hebt per persoon.
- Bedenk of je foto's, plaatjes of stamboom gaat gebruiken. 
- Bedenk of je het in word gaat maken of op papier.

timer
30:00

Slide 10 - Slide

De presentatie
In tweetallen presenteer je uiteindelijk aan elkaar je stamboom. 
Zinnen die je kunt gebruiken:
Das ist mein Opa, er heißt ....
Das ist meine Oma, sie heißt ....
Das ist mein Opa (naam)
Das ist meine Oma (naam) 
Let op het verschil tussen mein en meine
mein --> mannelijke en onzijdige woorden
meine --> vrouwelijke en meervoudswoorden

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide