Consumeren en investeren

Consumeren en investeren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Consumeren en investeren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Consumeren
Het kopen van goederen en diensten door consumenten om om hun behoeften te voorzien.

Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet.

Slide 3 - Slide

Primaire behoeften
Heb je nodig om te (over)leven.

Voorbeelden: voeding, kleding en woonruimte.

Slide 4 - Slide

Secundaire behoeften
De behoefte aan luxe goederen.

Voorbeelden: smartphone, computer, auto, vakantie.

Slide 5 - Slide

Investeren
Het kopen van goederen en diensten door bedrijven. 

Slide 6 - Slide

Betalen
Als we consumeren of investeren dan moeten we dat ook betalen. Dat kan op 2 manieren:
Giraal = betalen met je pinpas (via je betaalrekening)
Chartaal = contant, met munten en bankbiljetten

Slide 7 - Slide

Ik heb op mijn bankrekening € 50. Ik ga naar de bank en pin € 25. Wat gebeurt er met mijn geldhoeveelheid?
A
Giraal stijgt, chartaal stijgt
B
Giraal stijgt, chartaal daalt
C
Giraal daalt, chartaal stijgt
D
Giraal daalt, chartaal daalt

Slide 8 - Quiz

Consumentenbond
De consumentenbond is opgericht om consumenten te beschermen en te helpen kiezen. 
Dat helpen kiezen doen ze doormiddel van een vergelijkend warenonderzoek.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Vergelijkend warenonderzoek
De consumentenbond geeft bijvoorbeeld informatie over producten door vergelijkend warenonderzoeken te houden en dit te publiceren. 

Slide 11 - Slide

consumentensoevereiniteit
Je zou kunnen zeggen dat de consumenten bepalen welke producten de fabrikanten op de markt brengen. Als de consumenten bepaalde producten niet of nauwelijks kopen dan zal de fabrikant gedwongen zijn minder te gaan produceren of met de productie ervan te stoppen. 

Slide 12 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Slide

Consumeren is het maken van goederen en produceren van diensten.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Je haalt voor iedereen een patatje, kipburger en een sinas, dat is:
A
consumeren
B
produceren

Slide 15 - Quiz

Een ander woord voor contant geld is?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 16 - Quiz

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.

Slide 17 - Quiz

Consumentenorganisaties doen onderzoek naar gelijksoortige producten van verschillende merken hoe heet zo'n onderzoek ?

Slide 18 - Open question

Ik heb op mijn bankrekening € 60. Ik ga naar de bank en pin € 30. Wat gebeurt er met mijn geldhoeveelheid?
A
Giraal stijgt, chartaal stijgt
B
Giraal stijgt, chartaal daalt
C
Giraal daalt, chartaal stijgt
D
Giraal daalt, chartaal daalt

Slide 19 - Quiz

extra uitleg

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video