Thema 6 - VEEL

Thema 6. veel!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Thema 6. veel!

Slide 1 - Slide

 Thema 6 Kleding

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

oefening 78
oefening 79
oefening 82


-
pagina 178pa
5.12 Naar de apotheek
Pak je boek 
pagina 178

Slide 4 - Slide

6.1 De jas, de broek, de schoenen

de trui
de rok
het vest
de jas
de tas
de sok


het hemd
de onderbroek
het overhemd
het T-shirt
de broek
de schoen

Slide 5 - Slide

Woorden met de 


Regel: woorden in het meervoud krijgen altijd    de 

de kleren

Woorden met het


Regel: verkleinwoorden krijgen altijd     het

het tasje

Slide 6 - Slide

6.3 Kleding kopen

de kleding
de medewerker
de maat
de paskamer

de bloes
de knopen

passen
mogen

trouwen
het feest

een moment alstublieft


Slide 7 - Slide

6.5 Wat draagt zij?

de jurk
het pak

nette kleren
de laarzen
korte
lange
dragen
hebben (aan)

het werk
vrij 
allebei

Slide 8 - Slide

6.6 Welk? Welke?

welk meisje?
welke jongen?

welk vest?
welke trui?
Regel!!

welk bij het-woorden
welke bij de-woorden 

Slide 9 - Slide

6.7 Welke sieraden draagt zij?

de hoed
de muts
de bril
de handschoenen
 de sjaal
de hoofddoek
de sieraden:

de oorbellen
de ring
de armband
de ketting
het horloge

Slide 10 - Slide

6.8 De rok is kapot

het gat/het gaatje
kapot
heel
jammer
dezelfde 
werken
ruilen
meenemen
sturen 

een ogenblik alstublieft
even 
wel 
heel

Slide 11 - Slide

Welke maat schoenen heb je?

Slide 12 - Open question

Wat is dit?

Slide 13 - Open question

Wat is dit?
Schrijf het enkelvoud

Slide 14 - Open question

Wat is dit?

Slide 15 - Open question

Wat is dit?

Slide 16 - Open question

Wat is dit?

Slide 17 - Open question

  • broeken
Wat is het meervoud van broek?
de

Slide 18 - Slide

  • broekje
Wat is het verkleinwoord van broek?
  • het

Slide 19 - Slide

1. Wat is dit?


  • de jas        
  • de jassen

Slide 20 - Slide

2. Wat is dit? 



  • de sok                     
  • de sokken             

Noem ook het lidwoord en het meervoud.

Slide 21 - Slide

3. Wat is dit? 


  • het T-shirt              
  • de T-shirts             

Slide 22 - Slide

4. Wat is dit?


  • de trui                  
  • de truien             

Slide 23 - Slide

5. Wat is dit?


  • het vest                 
  • de vesten             

Slide 24 - Slide

6. Wat is dit?

  • de jurk          
  • de jurken     

Slide 25 - Slide

7. Wat is dit?


  • de rok                  
  • de rokken          

Slide 26 - Slide

8. Wat is dit? 


  • de schoen             
  • de schoenen        

Slide 27 - Slide

9. Wat is dit? 


  • de laars             
  • de laarzen        

Slide 28 - Slide

10. Wat is dit?


  • het overhemd    
  • de overhemden

Slide 29 - Slide

11. Wat is dit?


  • de bloes                
  •  de bloezen          

Slide 30 - Slide

12. Wat is dit? 


  • het hemd    
  • de hemden

Slide 31 - Slide

13. Wat is dit?

  • de muts      
  • de mutsen 

Slide 32 - Slide

14. Wat is dit?

  • de sjaal        
  • de sjaals      

Slide 33 - Slide

15. Wat is dit? 


  • de knoop                   
  • de knopen                

Slide 34 - Slide

16. Wat is dit? 


  • de riem                   
  • de riemen                

Slide 35 - Slide

  • de broek
  • de broeken

Slide 36 - Slide

de spijkerbroek

Slide 37 - Slide









In de zomer draag je een ............................broek.
In de winter draag je een.............................broek. 

In de winter draag je een andere broek dan in de zomer. 
korte en lange broek

Slide 38 - Slide

  • de lange broek

Slide 39 - Slide

  • de korte broek

Slide 40 - Slide

  • de onderbroek

Slide 41 - Slide

  • de zwembroek

Slide 42 - Slide

  • bikini
  • badpak

Slide 43 - Slide