Oefenen VVT thema 8,9 en 11

Vandaag
Wat is belangrijk voor de toets
Oefenen met elkaar
Vragen stellen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vandaag
Wat is belangrijk voor de toets
Oefenen met elkaar
Vragen stellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 8 Zorgvrager met aandoeningen aan urinewegstelsel en geslachtsorganen
  • Twee soorten dialyse kennen en een paar kenmerken
  • Aandoeningen aan de urinewegen en de behandeling 
  • Diverse onderzoeken bij aandoeningen urinewegen
  • Mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Thema 9 Infecties en ontstekingen
  • Micro-organismen
  • Besmettingswegen
  • Immuniteit en de vormen immuniteit
  • Ontstekingsverschijnselen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Thema 11 de oudere zorgvrager en multimorbiditeit
  •  Mulitmorbiditeit
  • Crisisinterventies
  • Diverse soorten zorg
  • GRZ en jouw rol als verpleegkundige hierin

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

POWERPOINT ZIJN LEIDRAAD

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ik ben een vrouw van 53 jaar en heb al sinds mijn puberteit klachten aan mijn nieren. Er zijn bij mij cystenieren gediagnosticeerd en ik dialyseer mezelf viermaal daags thuis via de buik. Dat kost veel tijd, maar ik hoop dat ik daarmee misschien hemodialyse kon voorkomen. Welke dialyse heeft mevrouw nu?
A
Gewone dialyse
B
Hemodialye
C
Geen dialyse
D
Peritoneaal dialyse

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke vorm van dialyse heeft de patiënt een kunstmatige opening in de buik?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Hoe heet de andere vorm van dialyse

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Kijk goed naar dit plaatje. De volgende vraag gaat hierover

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke besmettingsweg zag je op het vorige plaatje

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Mevrouw Geertsema komt bij de praktijk voor een soa test voor syfilis, welk onderzoek kan ze verwachten?
A
Urineonderzoek
B
Bloedonderzoek
C
Uitstrijkje
D
Er is geen test nodig

Slide 11 - Quiz

B
Hoe wordt diagnose van een blaastumor gesteld?
A
Bloed en urineonderzoek
B
Cystoscopie
C
X-thorax
D
CT-scan of MRI

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Op welke manier kan een huisarts preventief onderzoek doen naar prostaatkanker?
A
Door urineonderzoek
B
Door een PSA-test
C
Door bloedonderzoek
D
Door rectaal onderzoek

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van kwantitatief onderzoek
A
Aanwezigheid van de e-coli bacterie in de urine testen
B
Testen van de zuurgraad van de urine
C
Aanwezigheid van bloed in de urine testen
D
Testen hoeveel nitriet er in de urine zitten

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke aandoening van de geslachtsorganen komt bij veel mannen boven de 80 jaar voor

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn micro-organismen?
A
Bacteriën en schimmels
B
Virussen
C
Virussen en parasieten
D
Alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen
Wat is GEEN micro-organisme
A
Schimmels
B
Parasieten
C
Eiwitten
D
Bacteriën

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op?
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is aspecifieke afweer?
A
Houdt 1 ziekteverwekker tegen
B
Macrofagen zijn hierbij betrokken
C
Kan meerdere ziekteverwekkers aanvallen
D
antistofcellen zijn hierbij betrokken.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is afweer
A
Afweer tegen een infectie
B
Op een andere ziekteverwekker past een andere antistof
C
Kale kip
D
Ziekteverwekkers onschadelijk temaken

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

wat is specifieke afweer
A
koorts
B
Geheugen; ziekteverwekker wordt herkend en opgeruimd
C
fagocyteren

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Immuniteit gekregen door een vaccinatie is een vorm van passieve immuniteit
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voordeel van actieve immuniteit tegenover passieve immuniteit is
A
Dat deze je in veel gevallen langer beschermt.
B
Dat je deze maar 1 keer krijgt
C
Dat je direct beschermt bent
D
Dat je deze zelf kan geven

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Een zorgvrager heeft de diagnose gonorroe en heeft een onsteking aan de urinewegen. Welke?
A
Blaas ontsteking
B
Nierbekken ontsteking
C
Plasbuis ontsteking

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke ontstekingsverschijnsel zorgt voor verhoogde temperatuur van het onstekingsgebied?
A
calor
B
tumor
C
dolor
D
rubor

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor soort medicijn krijg je bij een bacteriële infectie?
A
Insuline
B
Pijnstiller
C
Antibiotica
D
Onstekingsremmers

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bacteriën zorgen voor onstekingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een infectieziekte?
A
Een ziekte die meestal niet overgaat en die niet verslechtert of verbetert. Je moet ermee leren omgaan.
B
Een ziekte waarvan de symptomen steeds erger worden; je krijgt er steeds meer last van.
C
Een ziekte die ontstaat doordat het eigen afweersysteem de lichaamscellen kapotmaakt.
D
is een ziekte die wordt veroorzaakt door schadelijke micro-organismen die het lichaam zijn binnengedrongen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Corona is een infectieziekte
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welke infectieziekte wordt veroorzaakt door een bacterie?
A
Kinkhoest
B
Gordelroos
C
Hepatitis A
D
Corona

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Een ander woord voor infectieziekte is:
A
aandoening
B
handicap
C
besmettelijke ziekte
D
griep

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen infectieziekten?
A
Zuigelingensterfte
B
Malaria
C
Diarree
D
Hiv/aids

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Blaasontsteking is een infectieziekte
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor wordt een infectieziekte NIET veroorzaakt?
A
Insect
B
Bacterie
C
Virus

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Aids kan ik krijgen door iemand aan te raken die aids heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Als je het AIDS-virus (HIV) in je lichaam hebt, hoef je nog geen AIDS te hebben
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Aids wordt veroorzaakt door?
A
Salmonela bacterie
B
Hiv virus
C
Stafylococcen
D
HPV

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Hiv kan aids worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer heb je Aids?
A
Als je nog maar heel weinig witte bloedcellen hebt
B
Als het hiv virus zich door je hele lichaam verspreid heeft
C
Als je een ziekte hebt ontwikkeld doordat je nog maar weinig witte bloedcellen hebt
D
Als je van de arts moet starten met hiv-remmers

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van psychische kwetsbaarheid?
A
gebroken been
B
dementie
C
zere neus
D
slecht horen

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Waar denk je aan bij lichamelijke kwetsbaarheid?
A
Slecht ter been en een beroerte
B
Depressie
C
Weinig contacten met andere ouderen
D
Rolstoel zittende ouderen en blind

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Wie behoren er tot de kwetsbare doelgroep?
A
Zwangeren, baby's, jonge kinderen en ouderen.
B
Zwangeren, baby's en jonge kinderen
C
Baby's, jonge kinderen en ouderen.
D
Zwangeren, baby's en ouderen.

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Hoe zou je kwetsbaarheid bij ouderen kunnen voorkomen
A
Niet al teveel aandacht aan besteden
B
Ga uit van wat ouderen nog kunnen

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een therapeutisch klimaat?
A
Ontwikkelingsgericht
B
Samen met disciplines focus op herstel
C
Instellingsbeleid
D
Duidelijk dag/nachtritme

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Waar staat GRZ voor?
A
Geestelijke revalidatiezorg
B
Geriatrische revalidatiezorg
C
Gedeeltelijke revalidatiezorg
D
Gehandicapte revalidatiezorg

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

GRZ is: Geriatrische revalidatiezorg is kortdurende, multidisciplinaire, op herstel gerichte zorg voor de groep van kwetsbare zorgvragers die na een ziekenhuisopname voor revalidatiebehandeling in een verpleeghuis worden opgenomen. Het doel is om deze zorgvragers terug te laten keren naar de thuissituatie of woonzorgcentra waar ze vandaan komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ging het oefenen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

This item has no instructions

Heb je vertrouwen in de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll

This item has no instructions