een hele zin, een werkwoord (hard fietsen), een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi), een ander bijwoord (heelerg mooi)
Slide 4 - Slide
Bijwoord
Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld: • tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig; • plaats: er, daar, hier, nergens, overal; • zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, echt;
• ontkenning: niet, nooit, geenszins.
Slide 5 - Slide
Bijwoord
Ook de vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te vinden (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn bijwoorden:
– Wanneer (bwb) / zal / de gymzaal / worden opgeknapt?
Want wat zijn de vragende voornaamwoorden ook alweer?
Slide 6 - Slide
Bijwoord
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een ander woord. Een bijwoord kan iets vertellen over: • een werkwoord (Eske / fietst / snel) ; • een bijvoeglijk naamwoord (De winkel / verkoopt / heel gezonde mueslirepen) ; • een ander bijwoord (Geert / liep / bijzonder hard / tijdens de wedstrijd).
Let op: een bijwoord lijkt soms op een bijvoeglijk naamwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet: – Hidde kan goed (bw) pianospelen (zww). – De labyrintrenner is een goed (bn) boek (zn).
Het eten was mega super ongelooflijk fantastisch lekker.
Slide 7 - Slide
Een bijwoord zegt iets over:
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord
Slide 8 - Quiz
Is 'prachtig' in deze zin een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
Slide 9 - Quiz
vragend voornaamwoord
bijwoord
waarom
waar
wat voor (een)
welke
wat
wanneer
hoe
wie
Slide 10 - Drag question
bijvoeglijk naamwoord (BN)
bijwoord (BW)
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtsbijzijnde
bushalte.
Slide 11 - Drag question
Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken
Slide 12 - Poll
Opdracht deze les
NL Online
planning
Klaar?
Check of je alle opdrachten boven de 60% hebt gescoord.
Daarna kun je gaan oefenen voor de toets!
Slide 13 - Slide
Ik kan een voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.