This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
§3.5 - Licht en schaduw
Leerdoelen:
- Ik kan de verschillende onderdelen van het oog benoemen.
- Ik kan uitleggen hoe het oog werkt en scherp stelt.
Slide 1 - Slide
0
Slide 2 - Video
De bouw van het oog
In afbeelding 1 zie je de doorsnede van een oog. Lichtstralen gaan eerst door het hoornvlies. Het licht gaat verder door de pupil. De pupil is een opening in de iris. De iris is meestal blauw of bruin, soms ook groen of een beetje grijs.
Slide 3 - Slide
Kijk naar afbeelding 1. Je ooglens wordt platter als je veraf goed wilt zien. De lens hoeft de lichtstralen niet sterk te breken. Je ooglens is nu een zwakke lens.
Kijk naar afbeelding 2. Om dichtbij goed te kunnen zien, wordt je ooglens boller. Hoe boller de lens, hoe sterker. De lens moet de lichtstralen sterk breken om een scherp beeld op je netvlies te maken.
Slide 4 - Slide
De bril
Zie je de dingen om je heen scherp, dan ben je goedziend. Maar veel mensen zien niet alles even scherp. Deze mensen hebben een bril nodig (zie afbeelding 1).
Slide 5 - Slide
Welk onderdeel van het oog komt een lichtstraal het eerst tegen als deze het oog in 'valt'?
A
Pupil
B
Lens
C
Hoornvlies
D
Netvlies
Slide 6 - Quiz
Lens
Lens
Netvlies
Pupil
Lens
Slide 7 - Drag question
De pupil van het oog kun je vergelijken met een...
A
projectiescherm
B
vergrootglas
C
diafragma
Slide 8 - Quiz
Het beeld van het voorwerp wordt op zijn kop op het netvlies geprojecteerd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Hieronder staan vier delen van een oog van de mens: 1. glasachtig lichaam 2. hoornvlies 3. lens 4. pupil Lichtstralen veroorzaken impulsen in het netvlies. Door welke van de genoemde delen zijn de lichtstralen achtereenvolgens gegaan voordat ze het netvlies bereikten?
A
2-4-1-3
B
2-4-3-1
C
3-4-1
D
3-2-4
Slide 10 - Quiz
Aan de slag!
Pak je iPad en maak de vragen in Lesson Up.
Ezelsbruggetje: ROGGBIV
Oefenen
Om de leerdoelen te behalen moet je oefenen. Je gaat opdrachten maken uit je werkboek.
Wat heb je nodig? werkboek A.
Wat ga je maken? opdracht 1,2,4,5,6,7,8,10 t/m 21
staat op blz. 210 t/m 212 van werkboek A.
Wat doe je als je het niet af hebt? je gaat het verder thuis maken nakijken!
Slide 11 - Slide
Hoe goed beheers je de twee leerdoelen?
Leerdoelen
Leerdoelen:
14. Ik kan de verschillende onderdelen van het oog benoemen.
15. Ik kan uitleggen hoe het oog werkt en scherp stelt.