2.2 Het dagboek van de aarde

2.2 Het dagboek van de aarde


1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

2.2 Het dagboek van de aarde


Slide 1 - Slide

De geologische tijdschaal verdeelt de geschiedenis van de aarde in......
A
twee tijdvakken
B
meerdere tijdvakken

Slide 2 - Quiz

De geologische tijdschaal
Dit is de tijdschaal van de aarde en gaat tot 4,6 miljard jaar terug.

De tijdschaal bestaat uit 4 hoofdperioden. 

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
Aan het eind van de les kan je:
1... in stappen uitleggen hoe een fossiel in een gesteente terechtkomt
2... uitleggen waarom bodemlagen en fossielen veel kunnen vertellen over de geologische geschiedenis van de aarde 
3... de 3 soorten gesteenten (stollings-, sediment- en metamorfe gesteenten) beschrijven en hiervan een voorbeeld noemen
4... Het verschil tussen relatieve ouderdom en absolute ouderdom (van een gesteentelaag) uitleggen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat is een fossiel?
A
Een versteend overblijfsel van een skelet of een afdruk van een dier of plant
B
Een versteend overblijfsel van een skelet
C
De afdruk van een dier of plant

Slide 6 - Quiz

In het filmpje vertelt Arjan Postma vertelt met passie over een fossiele boom. Hij vertelt dat een boomstam niet zo maar een fossiel wordt. Wat is de eerste stap voor de vorming van fossielen?

Slide 7 - Open question

Fossielen; hoe ontstaan ze?
Kan alleen als overleden dieren direct worden bedekt door een laag zand of klei.

Doordat deze zandlaag druk uitoefent op het skelet blijft het bewaard

Wanneer na lange tijd de zandlaag erodeert (afslijt) kan het fossiel aan / nabij de oppervlakte komen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Determineren van gesteenten
Er zijn drie hoofdgroepen van gesteenten:
1. Sedimentgesteenten
2. Stollingsgesteenten
3. Metamorfe gesteenten

Slide 10 - Slide

Sedimentgesteenten
Fossielen vind je het meeste in sedimentgesteenten. Dat zijn bijvoorbeeld zandsteen, klei, schalie en kalksteen. Ontstaan door het opeenstapelen van de sedimenten zand, grind of klei.
Zand --> zandsteen

Klei --> schalie

Slide 11 - Slide

Stollingsgesteenten
Ontstaan door het stollen van lava.
Deze gesteenten vind je dus altijd in de buurt van vulkanische gebieden.



                          basalt                                          andesiet

Slide 12 - Slide

Wat vertellen stollingsgesteenten ons? 
Tijdens een wandeling in de Eifel (Duitsland) kom je vulkanisch gesteente tegen, dan weet je dat hier vroeger vulkanen waren. 

Slide 13 - Slide

Metamorfe gesteenten
Ontstaan diep in de aarde onder hoge druk & temperatuur
Het oorspronkelijke gesteente is een stollings- of sedimentgesteente

Bijvoorbeeld.
Schalie --> leisteen
Kalksteen --> marmer

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Toepassen:
Tot welke hoofdgroep van gesteenten behoort the Grand Canyon
A
Sedimentgesteenten
B
Stollingsgesteenten
C
Metamorfe gesteenten

Slide 16 - Quiz

Waarom weten we zoveel over de geschiedenis van de aarde?
Absolute ouderdom: 
  • Iridium --> komt van nature niet voor op aarde; maar wel in meteorieten.
  • Fossielen --> blijft alleen bewaard als het snel bedekt wordt met sediment 
  • Halfwaardetijd --> Radioactief materiaal in gesteente vervalt in vaste tijden (bv. uranium in 700 mln jaar)

Slide 17 - Slide

Relatieve ouderdom
Van de meeste dingen op aarde weten we niet hoe oud ze precies zijn.
We kunnen wel aangeven of iets ouder of jonger is dan iets anders = relatieve ouderdom

Slide 18 - Slide

Relatieve ouderdom
Grondlagen die dichter aan het aardoppervlak liggen zijn jonger dan grondlagen dieper in de aarde

Slide 19 - Slide

Met behulp van radioactiviteit van gesteente wordt de ouderdom bepaald
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 20 - Quiz

330 miljoen jaar geleden is steenkool ontstaan
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 21 - Quiz

Het fossiel is even oud als de laag waarin het voorkomt
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Gebruik de studieplanner.  Maak de opdrachten van paragraaf 2.2 en controleer je antwoorden. 

Slide 23 - Slide