Quiz basis en herhalingsmodule

Liefdesverdriet, wat is dat....?
A
Je bent blij dat de verkering voorbij is...
B
Je bent boos dat de verkering voorbij is...
C
Je bent verdrietig dat de verkering voorbij is...
D
x
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Liefdesverdriet, wat is dat....?
A
Je bent blij dat de verkering voorbij is...
B
Je bent boos dat de verkering voorbij is...
C
Je bent verdrietig dat de verkering voorbij is...
D
x

Slide 1 - Quiz

Wat is er belangrijk bij het uitmaken van je verkering..?

A
Wees eerlijk
B
Praat er samen over
C
Blijf aardig
D
Negeer haar

Slide 2 - Quiz

One night stand betekend;
Dat je voor het eerst iemand ontmoet, waarmee je gelijk sex hebt..
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Porno is echte sex..?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Hoe geeft je jouw grenzen aan..?

A
Ik zeg wat ik wel en niet fijn vind
B
Ik zeg helemaal niks
C
Ik vind alles goed
D
Ik kijk wel wat de ander doet

Slide 5 - Quiz

Masturberen betekent; met jezelf vrijen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Hoe versier je iemand...?
A
Kijk iemand af en toe aan
B
Zeg iets aardigs
C
Loop snel weg van de ander
D
Lach verliefd

Slide 7 - Quiz

Jongens moeten beginnen met versieren..?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Een 'loverboy' is een jongen die verkering zoekt en je daarna als hoer laat werken..?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

'Sexting' betekent het versturen een kaartje aan elkaar..?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Het anticonceptiemiddel =
A
het mannelijke hormoon
B
de eisprong
C
de voortplanting
D
het voorbehoedsmiddel

Slide 11 - Quiz

Wat betekent de afkorting SOA
A
seksuele overdraagbare aanpassing
B
seksuele overneembare aandoening
C
seksuele overdraagbare aandoening
D
seksuele overneembare aanpassing

Slide 12 - Quiz

Na je 1e ongesteldheid kun je al zwanger raken...
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

De menstruatiecyclus duurt ongeveer...
A
2 weken
B
3 weken
C
4 weken
D
9 maanden

Slide 14 - Quiz

Wanneer is een meisje vruchtbaar?
A
Altijd.
B
Als ze menstrueert (ongesteld is).
C
Rond de eisprong in de derde week van de cyclus.
D
Als ze is klaargekomen.

Slide 15 - Quiz

De bevruchting betekent dat een eicel met een andere eicel samensmelt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Waar staat de afkorting SOA voor?en welke weet je nog ?

Slide 17 - Mind map