Werkwoordspelling ott / ovt / vvt / vtt

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerroute VB
• Leerroute 2
• Leerjaar 1,2

Werkwoordspelling

De tegenwoordige tijd

Hoe weet je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen?

ww: binden

ik-vorm: ik bind

Floris  ............ de struikrover vast.

Floris loopt

Dus ook een t achter bind:

Floris bindt

ww: zweven

ik-vorm: ik zweef

De vlieger .................... door de lucht.

De vlieger loopt

Dus ook een t achter zweef:

De vlieger zweeft door de lucht

mv: De vliegers zweven door de lucht (hele ww)

ww: branden
Het huis ......... tot de grond af.

ww: antwoorden
Finn ............ niet op de vraag.

ww: flirten
Kim .......... met de nieuwe jongen uit de klas.

Verleden tijd

Verleden tijd

Neem de ik-vorm

Doe de verlengproef

Hoor je te of de?

Dan weet je of er te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet.

Ik (verwennen) ................. mijn oma met een bos bloemen.

Bas (vissen) ................. een schoen op uit de vijver.

ww: kegelen
Sebastiaan ......... zijn broertje omver.

ww: blaffen
De honden ............... de hele nacht.

ww: slapen
Twee leerlingen .............. tijdens de online-les.

ww: graven
De kleuters ....... een groot gat in de zandbak.

Voltooid deelwoord

voltooid deelwoord

gegraven

gespeeld

bedorven

getekend

verdrongen

verloren

gefietst

Eindigt het voltooid deelwoord op t of d? 

1. Doe de verlengproef
2. Hoor je een t of een d?
3. Twijfel je?
4. kijk dan of de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap zit. 

De stam 

Hele werkwoord - en

beloven: belov

blazen: blaz

lopen: lop

gillen: gill

fluiten: fluit

gillen: gill

Laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?

ja?  een t aan het eind!

nee? Een d aan het eind!

(liften) Bart is naar Frankrijk .............

(openen) Opa heeft de envelop ...........

(bellen) Sofie heeft haar vriendin .........

(poetsen) Melvin heeft zijn tanden .........

Ook in de verleden tijd kun je 't sexy fokschaap gebruiken

(mauwen) De kat .................

(razen) De storm .................

(happen) De vis ....................

(snurken) Oma ......................

(dommelen)  Opa .................

(verven) Fenna ....................

(hippen) Het konijn .............

Verandert de klank in de verleden tijd?

Dan is het een sterk werkwoord!

zingen -zong- gezongen

lopen-liep-gelopen

fluiten-floot-gefloten

zwemmen-zwom-gezwommen

stelen-stal-gestolen

Bedenk een zin in de v.t. met een sterk werkwoord

Bedenk een zin in de v.t. met een zwak werkwoord.

Links naar twee uitleg-filmpjes