H2 warmte paragraaf 3

H2 warmte
Paragraaf 3 geleiding, stroming en straling
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 warmte
Paragraaf 3 geleiding, stroming en straling

Slide 1 - Slide

Wat gebeurd er volgens het deeltjes model met moleculen die opwarmen?

Slide 2 - Mind map

Het deeltjesmodel
Praktijk

Slide 3 - Slide

Proefje uitzetten en krimpen

Slide 4 - Slide

warmte transport
Wanneer je met behulp van een radiator een kamer verwarmt, dan moet de warmte van het hete water in de radiator zich dus verplaatsen door heel de ruimte, dit verplaatsen van warmte noem je warmtetransport. 

Warmtetransport kan op 3 manieren plaats vinden, namelijk door: 
geleiding,
 stroming en 
straling

Hierbij gaat de warmte altijd van een plaats waar het warm is (veel warmte) naar een plaats waar het kouder is (weinig warmte).

Slide 5 - Slide

stroming
Bij warmte stromen is er altijd een stof (medium) nodig die warmte heeft opgenomen en dit goed vast houd. Stoffen die warmte niet (goed) afgeven of doorgeven noem je isolatoren. niet alle isolatoren kunnen warmte goed opnemen, dus niet alle isolatoren zijn geschikt om warmte door te geven met behulp van stroming. Een zeer geschikte stof voor warmte transport door middel van stroming is bijv. lucht. lucht neemt warmte goed op en houd deze goed vast. stilstaande lucht is dus een goede warmte isolator, maar doordat lucht verplaatst verplaatst de warmte mee. De reden dat de lucht niet stil blijft hangen, maar rond gaat stromen is de volgende: Je hebt geleerd dat de moleculen van stoffen verder uit elkaar gaan bewegen wanneer deze warmer worden. dit houd in dat er bij koude lucht meer moleculen in hetzelfde volume zitten, dan bij warme lucht. warme lucht heeft dus een kleinere dichtheid dan koude lucht. Hierdoor zakt de koude en dus zwaardere lucht naar beneden en stijgt de warme en lichtere lucht omhoog.

Slide 6 - Slide

stroming
Bij warmte stroming is er altijd een stof, een medium, nodig die warmte heeft opgenomen en dit goed vast houd. vaste stoffen kunnen niet stromen, dus het medium moet gasvormig of vloeibaar zijn! warmte stromen gaan altijd omhoog bij de plaats waar het warm is! nooit zijwaarts!


koude lucht heeft een grotere dichtheid en zakt dus naar beneden.

warme lucht heeft een kleinere dichtheid en stijgt dus op.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Practicum stroming

Slide 9 - Slide

geleiding
De moleculen van een stof gaan sneller trillen wanneer deze warm worden. Deze trilling wordt doorgegeven binnen de stof, d.w.z. dat een deeltje dat warm is geworden heftiger is gaan trillen en deze trillingsenergie door geeft aan het deeltje direct naast hem. Ook dit deeltje geeft de trilling op zijn beurt weer door etc. het is dus noodzakelijk dat de deeltjes dichtbij elkaar zitten om deze trilling door te kunnen geven. geleiding van warmte gaat dus het beste bij stoffen in de vaste fase. geleiding vindt wel plaats bij vloeistoffen, maar dit gaat niet zo snel/goed. bij gassen vindt geen geleiding plaast.

Slide 10 - Slide

thermische geleiders
Thermische geleiders zijn stoffen die de warmte binnen het materiaal goed doorgeven.

Voorbeelden van stoffen die warmte goed geleiden zijn:

metalen (ijzer, aluminium, koper, staal, etc)

Slide 11 - Slide

thermische isolatoren
thermische isolatoren zijn stoffen die de warmte niet binnen de stof doorgeven. 

Voorbeelden van thermische isolatoren zijn:
kunststoffen
hout
stilstaande lucht
water
rubber

Slide 12 - Slide

Practicum geleiding

Slide 13 - Slide

straling
Warmte transport door straling is de enige vorm van warmtetransport waarbij er geen (tussen)stof nodig is voor het transport van warmte. Infrarode straling kan zich zelfs verplaatsen door een vacuum. Denk maar aan de warmte die je voelt wanneer er zonnestralen op je huid komen. Deze zonnestralen zijn afkomstig van de zon die zich in de ruimte bevindt en in de ruimte is geen tussenstof. Warmte straling noemt men infrarodestraling. infraroodstraling kan men niet met het blote oog waarnemen. Er bestaan wel warmtecamera’s, waarmee je deze warmte straling kunt waarnemen. De kleur op de afbeelding correspondeert dan met de hoeveelheid warmte. bijv. wit is het heetst, dan geel, dan oranje etc.

Slide 14 - Slide

straling
Om warmte te transporteren middels straling is geen (tussen)stof nodig, straling kan door een vacuum verplaatsen. straling verplaatst zich het beste door een vacuum of door stoffen in de gasvormige fase.

 straling kun je tegen gaan door spiegelende oppervlakken, deze kaatsen straling terug. ook voorwerpen die wit zijn weerkaatsen vrijwel alle straling.

doffe en donkere (zwart) voorwerpen absorberen straling juist.

 Warmte straling noemt men infrarodestraling. (Infraroodstraling kan men niet met het blote oog waarnemen). 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

A (geleiding)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

betere absorptie

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

straling

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

van 1 naar 2: stroming

van 2 naar 3: geleiding

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

stroming

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

straling

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

een groter oppervlak betekent dat er meer straling op de pan valt. het opwarmen gaan hierdoor sneller.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

zonnecellen wekken elektriciteit op door energie uit UV straling op te nemen. deze straling moet dan niet worden weerkaatst. door een antireflectielaag wordt er meer straling opgevangen en omgezet.

Slide 31 - Slide

Hoe noemt men warmtestraling?

Slide 32 - Open question

Door welke vormen van warmtetransport worden zonnestralen verplaatst?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
D
Allen

Slide 33 - Quiz

Door welke vorm van warmtetransport wordt een metalen lepel in een pan warm?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
D
Allen

Slide 34 - Quiz

Door welke vorm(en) van warmte transport Voelt je hand warm wanneer je deze vlak voor de radiatorplaat houdt?

Slide 35 - Open question

Warmtegeleiding vindt het beste plaats in stoffen die verkeren in de .... fase
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase
D
Maakt niets uit

Slide 36 - Quiz

Warmtetransport door stroming kan nooit plaats vinden wanneer stoffen zich bevinden in de ..... fase
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase

Slide 37 - Quiz

Voor welke vorm van warmtetransport is GEEN medium vereist?
A
Geleiding
B
Straling
C
Stroming
D
Er is altijd en medium nodig

Slide 38 - Quiz

Waar kun je een radiator het beste hangen?
A
Hoog
B
Laag
C
Maakt niets uit

Slide 39 - Quiz

Waar kun je koelelementen in een koelbox het beste leggen?
A
Boven op alle spullen
B
Onder alle spullen
C
Tussen alle spullen in
D
Aan de zijkant

Slide 40 - Quiz