CH1: C,D,E (Present Simple)

October = Spooky month
1 / 44
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

October = Spooky month

Slide 1 - Slide

Homework check:


  • M: 2, 3, 4, 5, 6, 7a,b(c), 8, 9, 11, 12abd,13, 17, 18ab (p.44-51)

  • L: Words A, Theme words: Looks&Numbers (p. 82)




Slide 2 - Slide

check homework
Remember:
  • use a pencil to write in your book
  • use a red pen for corrections

Slide 3 - Slide

In class this week:

Verder werken chapter 1
- Controleren huiswerk
- Reading: text C
- Grammar: Present Simple
- Listening: ex. 24a, 30a
- Work on weekly task & project

Slide 4 - Slide

To do this week:
Do: 19, 20a,b,c,(d), 21, 22a, 23, 24, 25a,26a, 30, 31, 32, 33,34 (p.52-63)

Study: Words Ch. 1C + Theme words: family & relatives (p.82+83) & Present Simple (p.61)

Slide 5 - Slide

C: Reading
- Discuss strategy: Scanning
- Read/listen to text together
- Do: 21 & 22b in pairs

Do exercises: 19,20bc,22a,23

Slide 6 - Slide

Show what you know!

Let's check things you had to study for this week.

Slide 7 - Slide

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
27

Slide 8 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
19

Slide 9 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
38

Slide 10 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
44

Slide 11 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
74

Slide 12 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
93

Slide 13 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
100

Slide 14 - Open question

Schrijf de getallen voluit in het Engels:
162

Slide 15 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
beugel

Slide 16 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
sproetjes

Slide 17 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
lang

Slide 18 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
geboren

Slide 19 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
vrije tijd

Slide 20 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
zusje

Slide 21 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
kijken

Slide 22 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
huid

Slide 23 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
baard

Slide 24 - Open question

Geef de Engelse vertaling voor:
vak

Slide 25 - Open question

October = Spooky month

Slide 26 - Slide

In class this week:

Verder werken chapter 1
- Controleren huiswerk
- Reading: text C
- Speaking&Stones: 25a,26,28
- Grammar: Present Simple
- Work on weekly task & project

Slide 27 - Slide

To do this week:
Do: 19, 20a,b,c,(d), 21, 22a, 23, 24, 25a,26a,28,30, 31, 32, 33,34 (p.52-63)

Study: Words Ch. 1C + Theme words: family & relatives (p.82+83) & Present Simple (p.61)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat is de Present Simple?
De Present Simple is de Engelse term voor de tegenwoordige tijd (o.t.t.)

Ik fiets iedere dag naar school --> I cycle to school every day.
Wij gebruiken vaak onze telefoon --> We often use our phone
Hij speelt tennis op zaterdag --> He plays tennis on Saturdays.

Slide 30 - Slide

G(i)R(a)F:
Je gebruikt deze vorm bij gewoontes, dingen die we met regelmaat doen, feiten

I take a shower every morning = een gewoonte
We eat pasta once a week = gebeurt regelmatig
This text is green = een feit

Slide 31 - Slide

Signaalwoorden (present simple)
Signaalwoorden zijn woorden die je héél veel tegenkomt bij de present simple. Hier is een hulpmiddel...
Nurse Sofa
Never Usually Rarely Seldom Every
Sometimes Often Frequently Always
Maar ook: on Saturdays, in the weekend, during the week

Slide 32 - Slide

Hoe maak ik de present simple?
De present simple is meestal heel logisch omdat je het hele werkwoord gebruikt bij I, you, we, they kijk maar:

I play football in the weekend
You do your homework after school
We sometimes watch TV in the evening.
The babies cry every day

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Spelling bij de SHIT regel
In het woord SHIT zit dus She, He en IT verstopt en krijgen een vorm met de -s maar soms is de spelling -es of -ies. Hoe zit dat?

she --> she swims fast.                            Jane drives slowly
he --> he plays the guitar.                        My sister wishes for a 10.
it --> the airplane flies every day.         His dad watches TV a lot.






Slide 36 - Slide

-es of -ies

Slide 37 - Slide


ROUND UP:

  • When do you use the Present Simple?
  • SHIT / GiRaF / Signaalwoorden
  • How do you write the Present Simple?

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

This is me
  • Presentation
  • In English
  • About yourself
  • 2 minutes
  • It's Learning

Slide 41 - Slide

Homework:
Do: 19, 20a,b,c,(d), 21, 22a, 23, 25a, 26a, 30bc, 31, 32, 33,34 (p.52-63)

Study: Words Ch. 1C + Theme words: family & relatives (p.82+83) & Present Simple (p.61)

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link