werkwoordspelling

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

DOEL



- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kent de stam van een werkwoord

- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen

spelling van de persoonsvorm in 
de tegenwoordige tijd (tt)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

                            
                            Persoonsvorm vinden – manier 2 
                            Als je de zin in een andere tijd zet,                                    verandert de persoonsvorm (pv) mee.

 
                 Maaike kijkt naar Star Wars. 
                 Maaike keek naar Star Wars 

                                    kijkt = pv
2

Slide 5 - Slide

                       Persoonsvorm vinden – manier 3 
                       Je kunt ook het getal van de zin                                         veranderen. Je verandert de zin dan                                 van enkelvoud naar meervoud, of                                       andersom. De persoonsvorm (pv)                                       verandert mee. 

        Maaike drinkt een kopje thee. 
        Maaike en Peter drinken een kopje thee. 
                           Drink = pv
3

Slide 6 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wij hebben gisteren hardgelopen.

A
wij
B
Hebben
C
Hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij halen morgen een hond uit het asiel.
A
hond
B
morgen
C
wij
D
halen

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 9 - Quiz

Vorig jaar brandden tijdens de Sinterklaasviering honderden lampjes.
____________
A
Persoonsvorm
B
Hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Omdat jullie gisteren na het eten in het restaurant ziek werden, hebben jullie nu recht op een schadevergoeding, vinden jullie ook niet?
_______
A
Persoonsvorm
B
Hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Omdat jullie gisteren na het eten in het restaurant ziek werden, hebben jullie nu recht op een schadevergoeding, vinden jullie ook niet?
______
A
Persoonsvorm
B
Hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

 
De pv ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit: 

Enkelvoud stam:                  ik loop, loop ik? loop jij?
Enkelvoud stam + t:             jij/u loopt, hij/zij/het loopt

Meervoud:
hele werkwoord                  wij/ zij lopen, jullie lopen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Let goed op of je ev of mv moet schrijven. 
Kijk hiervoor naar het onderwerp: is het onderwerp mv dan is de persoonsvorm ook mv.

Twee kippen zitten troosteloos in een hoekje. (Twee kippen = meervoud)

Waarom worden veel dieren zo slecht behandeld? (veel dieren = meervoud)    

Slide 16 - Slide

Wanneer schrijf je de stam?

1) Als 'ik' het onderwerp is: Gamen vind ik leuk.

2) Als 'je' (jij) het onderwerp is en achter de persoonsvorm staat: Vind jij Instagram leuker?

3) Als het een bevelende zin is, zonder onderwerp: 
Houd 1,5 meter afstand!

Slide 17 - Slide

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleedt
B
kleed
C
kleet

Slide 18 - Quiz



Stam is het hele werkwoord zonder -en aan het eind.
Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm goed te spellen.

schrijven - ik schrijv            schrijf

Slide 19 - Slide

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantwoordt
C
beantwoord

Slide 20 - Quiz

tt
De inbreker (bekennen) zijn misdaad.
A
bekend
B
bekendt
C
bekent

Slide 21 - Quiz

tt
De Turkse minister (rijden) weg uit Rotterdam.
A
rijd
B
rijdt
C
rijt

Slide 22 - Quiz

tt
Er (gebeuren) veel in deze coronatijd.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 23 - Quiz