Fitvak A - herhaling les 1 t/m 4

Fitnesstrainer A 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Fitnesstrainer AMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Fitnesstrainer A 

Slide 1 - Slide

Beenderstelsel
Ademhalingsstelsel
Zenuwstelsel
Bloedvatenstelsel
Verteringsstelsel
Spierstelsel

Slide 2 - Drag question

Het skelet en het spierstelsel behoren tot het bewegingsapparaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Kunnen spieren zonder het skelet?

Kan het skelet zonder spieren?
A
ja, ja
B
ja, nee
C
nee, ja
D
nee, nee

Slide 4 - Quiz

Skelet en botten

Slide 5 - Slide

Os clavicula
Os scapula
Os humerus
Os costa
Colomna vertebralis
Os ulna
Os radius
Os patella
Os tibia
Os fibula
Os sternum
Pelvis
Os femur

Slide 6 - Drag question

De botten van kleine kinderen bevatten
dan de botten van ouderen mensen
lijmstof en                             kalk
meer
minder

Slide 7 - Drag question

Een ................... is een verbinding tussen twee ................. 

Door een gewricht kunnen botten makkelijk .......................
Gewricht
Botten
bewegen

Slide 8 - Drag question

Kogel-
gewricht

scharnier-
gewricht
rol-
gewricht
zadel-
gewricht
eivormig
gewricht

Slide 9 - Drag question

Kraakbeen
Naadverbinding
Gewricht
Sleep het juiste woord naar het bijbehorende plaatje
3
kogel gewricht
rol gewricht
scharnier gewricht
3
4
8
9
10
11

Slide 10 - Drag question

We kennen  3 soorten spiercontracties:

* Concentrische contractie
* Excentrische contractie
* Statische/ isometrische contractie

Slide 11 - Slide

Wat voor contractie wordt
er gemaakt?
A
Excentrisch
B
Concentrisch

Slide 12 - Quiz

Anteflexie
Retroflexie
Flexie
Extensie
Excentrisch
Excentrisch
Concentrisch
m. quadriceps

m. gluteus max

Slide 13 - Drag question

Abductie
Adductie
Concentrisch
Excentrisch
m. pectoralis major
m. deltoideus

Slide 14 - Drag question

excentrische contractie
concentrische contractie
statische contractie
spier wordt korter
spierlengte blijft gelijk
spier wordt langer

Slide 15 - Drag question

Spieren

Slide 16 - Slide

Sleep de namen bij de juiste nummers
1
2
3
4
5
6
Voorste dijspier
Rugspier
Buikspier
Kuitspier
Achterste dijspier
Achillespees

Slide 17 - Drag question

Welke spier zie je hier?
A
M. Tibia
B
M. Obliquus
C
M. Soleus
D
M. Hamstrings

Slide 18 - Quiz

Wat is de benaming van de spier?
A
m. Hamstring
B
m. Ulna
C
m. Quadtriceps femoris
D
m. Rectus Abdominus

Slide 19 - Quiz

Welke spier zien we hier?
A
M.gastrocnemius
B
M. soleus
C
M.Peronaeus
D
M. tibialis anterior

Slide 20 - Quiz

Welke spier zien we hier?
A
M.gastrocnemius
B
M. soleus
C
M.Peronaeus
D
M. tibialis anterior

Slide 21 - Quiz

Welke spier zien we hier?
A
Musculus semitendinosus
B
Musculus semimembranosus
C
Biceps femoris

Slide 22 - Quiz

Welke spier zien we hier?
A
Musculus semitendinosus
B
Musculus semimembranosus
C
Biceps femoris

Slide 23 - Quiz

De sterkste spier in het menselijk lichaam is...
A
de monnikskapspier
B
de tong
C
de bilspier
D
de kringspier

Slide 24 - Quiz

De spier die het been laat buigen is de ....
De spier die het been weer strekt is de ....
Achterste dijspier
Voorste dijspier

Slide 25 - Drag question

Pees
Spierschede
Spiervezel
Spier
Spierbundel

Slide 26 - Drag question

Spiervezels type I staat ook bekend als:
A
slow twitch vezels
B
fast twitch vezels
C
type II

Slide 27 - Quiz

Welk type spiervezel heeft een groter uithoudingsvermogen?
A
Slow twitch spiervezels (type I)
B
Fast twitch spiervezels (type II)

Slide 28 - Quiz

Rood

Wit
Langzaam
Snel
Sprint
Marathon
Veel doorbloeding
Weinig doorbloeding
Spiervezel type I
Spiervezel type II

Slide 29 - Drag question

Heeft deze sporter meer type 1 of 2 spiervezels?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 30 - Quiz

Heeft deze sporter meer type 1 of type 2 spiervezels?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 31 - Quiz

Energiesystemen

Slide 32 - Slide

Welke 3 energiesystemen zijn er?

Slide 33 - Open question

Sleep de energiesystemen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Fosfaat systeem
Melkzuur systeem
Zuurstof systeem

Slide 34 - Drag question

Aëroob
A-lactisch
An-aëroob
Lactisch
Energiesystemen
Sleep het juiste antwoord
Wel zuurstof (Zuurstofsysteem)
Geen zuurstof (CrP+ Melkzuursysteem)
Geen Melkzuur (CrP + zuurstofsysteem)
Wel Melkzuur (Melkzuursysteem)

Slide 35 - Drag question

Welk energiesysteem wordt aangeduid met 1?
A
Citroenzuurcyclus
B
Conjuctuurbeweging
C
Zuurstofsysteem
D
Melkzuursysteem

Slide 36 - Quiz

Welk energiesysteem wordt aangeduid met 3?
A
Fosfaatsysteem
B
Aerobe systeem
C
Zuurstofsysteem
D
Anaerobe glycolyse

Slide 37 - Quiz

Bij welk energiesysteem is CO2 een afvalproduct?

A
Anaeroob lactisch
B
Anaeroob alactisch
C
Aeroob

Slide 38 - Quiz

Krachttraining
Duurtraining

Slide 39 - Slide

Wat is krachttraining?
A
Verhogen van conditie
B
Vergroten van uithoudingsvermogen
C
Een kleinere belasting dan hij/zij gewend is
D
Het maximaal herhalen van een submaximale weerstand

Slide 40 - Quiz

Wat is GEEN effect van krachttraining?
A
toename van de sterkte van de ligamenten
B
verbeterde intermusculaire coördinatie
C
toename LDL cholesterol
D
toename van concentratie ATP, CP en glycogeen

Slide 41 - Quiz

Invloed van training
A
B
C
A: Spiervezel nog niet in omvang toegenomen.
B: Na training nog niet in omvang toegenomen; echter werken er meer spiervezels mee (intramusculaire coordinatie).
C: Niet alleen meer vezels werken mee, ook de spiervezels zijn in omvang toegenomen (hypertrofie)

Slide 42 - Slide

3 effecten van duurtraining
A
Spieren worden moe
B
Hart word sterker
C
Goed voor bloeddruk
D
Verpercentage daalt

Slide 43 - Quiz

Duurtraining 1 is niet gericht op
A
Betere doorbloeding
B
vergroten van het hart
C
Vermogen
D
Stimuleren van vetverbranding

Slide 44 - Quiz

Wat is géén kenmerk van een duurtraining?
A
intensiteit blijft meestal gelijk
B
grote omvang
C
relatief lage prikkelintensiteit
D
arbeids-rustverhouding 1:3

Slide 45 - Quiz