This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Today ...
Vandaag gaat het over de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels.
Doel: aan het einde van de les weten wat de persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Engels en kunnen we deze op de juiste manier toepassen in een zin.
Slide 2 - Slide
Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan
Slide 3 - Quiz
Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 4 - Slide
Uitleg ...
Slide 5 - Slide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je al in het Engels?
Slide 6 - Open question
timer
2:00
I
you
he
she
they
we
it
Slide 7 - Drag question
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: Susan
A
he
B
we
C
you
D
she
Slide 8 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: dog
A
he
B
it
C
you
D
I
Slide 9 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you
Slide 10 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
She has a book. It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its
Slide 14 - Quiz
We are called Smith. ____ last name is Smith.
A
We
B
Us
C
Your
D
Our
Slide 15 - Quiz
The cat has a collar. ____ collar is the colour red.
A
Her
B
His
C
Its
D
Our
Slide 16 - Quiz
Susan and Mike are twins. ____ birthday is in May.
A
They
B
Their
C
Her
D
His
Slide 17 - Quiz
Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin: