Stijlfiguren

Stijlfiguren
Maken een tekst mooier, fraaier;
Bepaalde manier van iets zeggen/iets uitdrukken;
Vaste vorm 'figuur'  van zeggen 'stijl';
LET OP: GEEN stijlfouten!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stijlfiguren
Maken een tekst mooier, fraaier;
Bepaalde manier van iets zeggen/iets uitdrukken;
Vaste vorm 'figuur'  van zeggen 'stijl';
LET OP: GEEN stijlfouten!

Slide 1 - Slide

...om je lichter of zwaarder uit te drukken
  • Eufemisme
  • Understatement
  • Ironie
  • Sarcasme
  • Hyperbool

Slide 2 - Slide

Eufemisme: verzachtende uitdrukking (om een pijnlijke situatie te verzachten, of om te voorkomen dat je iemand kwetst).
  • 'Een deel van het personeel zal moeten afvloeien.' of 'Hij moest zijn hond laten inslapen.'
Understatement: afzwakking die versterkt door de context (geschreven) of de toon (gesproken).
  • 'Kijk naar die dikke auto. Zij heeft wel een paar centen' (je bedoelt: 'Zij is rijk'.)





Slide 3 - Slide

Ironie: milde spot. Je wilt mensen niet met opzet kwetsen. Je zegt het tegengestelde van wat je bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.
  • 'Ach, gaan jullie maar voor', zei de oude man vriendelijk, toen de jongens hem raakten toen ze hem enthousiast voorbij snelden.
Sarcasme: hardere vorm van spot: je kwetst iemand opzettelijk. 
  • Docent die een leerling weer een onvoldoende voor een toets terug geeft: 'Je moet vooral zo doorwerken, dan kom je er wel.'
Hyperbool: overdrijving om iets nadruk te geven.
  • Ben je er eindelijk: ik heb uren op je staan wachten!



Slide 4 - Slide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Litotes
D
Eufemisme

Slide 5 - Quiz

Uit een gedicht van Dominique de Groen
'Je kan mij uit de betaalzone halen, maar je kan de betaalzone niet uit mij halen.'
A
hyperbool
B
sarcasme
C
litotes
D
chiasme

Slide 6 - Quiz

Welke stijlfiguur?
A
ironie
B
eufemisme
C
understatement
D
hyperbool

Slide 7 - Quiz


Dat is niet onwaarschijnlijk, zei de docent glimlachend, toen de leerling vroeg of de toets door zou gaan.
A
Understatement
B
Sarcasme
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 8 - Quiz

...om iets extra nadruk te geven
  • Repetitio
  • Anafoor
  • Tautologie
  • Pleonasme
  • Opsomming in drieën
  • Drieslag
  • Enumeratie
  • Climax
  • Omgekeerde climax
  • Antithese

Slide 9 - Slide

Een repetitio is een herhaling van woorden.
  • Het is zo druk, druk, druk.
  • Nee, nee en nog eens nee. 
Anafoor: herhaling van zinnen of zinsdelen.
  • "Zonder jou is alles in mijn leven killer. Zonder jou is alles plotseling veel stiller. Zonder jou is wat voorheen vertrouwd was, niet vertrouwd.”
Tautologie: je zegt twee woorden met eenzelfde betekenis, meestal van dezelfde woordsoort. Als stijlfiguur benadruk je en is het niet overbodig.
  • Nooit ofte nimmer zal hij dat nog doen.
Pleonasme: je herhaalt een woord dat een eigenschap van een ander woord herhaalt. Als stijlfiguur voegt het iets toe en is het niet overbodig.
  • Het groene gras lag er prachtig bij.
Opsomming in drieën: opsomming die bestaat uit drie elementen.
  • In de Efteling ga ik het liefste in de Python, de Vliegende Hollander en de Baron 1898.

Slide 10 - Slide

Drieslag: een opsomming (= enumeratio) van drie woorden, zinnen of zinsdelen:
  • Bloed, zweet en tranen.
Enumeratie: (lange) opsomming van meer dan drie bergrippen.
  • De HEMA heeft een grote collectie schriften, pennen, etuis, merkstiften en kaftpapier.
Climax: een steeds sterker wordende reeks:
  • Je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste (reclame)
Omgekeerde climax: een steeds zwakker wordende reeks:
  • Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed.
Een antithese: een tegenstelling. Het gaat om twee verschillende zaken.
  • Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.
  • Zij steunden elkaar door dik en dun.


Slide 11 - Slide

De dagen verstrijken in een lichte waas, we worden dronken zonder ook maar een druppel te drinken.
A
Ironie
B
Understatement
C
Hyperbool
D
Paradox

Slide 12 - Quiz

Welk stijlfiguur
zie je hier vooral?
A
antithese
B
repetitio
C
enumeratie
D
drieslag

Slide 13 - Quiz

Welk stijlfiguur?
A
climax
B
pleonasme
C
antithese
D
repetitio

Slide 14 - Quiz

...om de lezer aan het denken te zetten
Paradox: een schijnbare tegenstelling.
  • Kalm aan en rap een beetje. / Je beste vriend kan je ergste vijand zijn.


Slide 15 - Slide

Welke stijlfiguur?
A
paradox
B
repetitio
C
eufemisme
D
antithese

Slide 16 - Quiz

Welke stijlfiguren zie je hier vooral in de opbouw?
A
antithese
B
anafoor
C
ironie
D
paradox

Slide 17 - Quiz

...om een grappig effect te bereiken
Woordspeling: woordgrapje, een spel met woorden. (let op, je hoeft het zelf niet grappig te vinden).
  • Hij is een bevlogen piloot.

Slide 18 - Slide

...

Slide 19 - Slide

We kunnen hier lang of kort over praten, maar je gaat dit sowieso doen.
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Antithese
D
Eufemisme

Slide 20 - Quiz

In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.
A
Litotes
B
Eufemisme
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 21 - Quiz

Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 22 - Quiz

Voor de dieren, de planten en de mensen die er tot dan toe hadden geleefd, was het de apocalyps geweest.

Welke stijlfiguur herken je?
A
Enumeratie
B
Ironie
C
Drieslag
D
Understatement

Slide 23 - Quiz

Zij is rustig heengegaan, vertelde de arts aan de nabestaanden.
A
Hyperbool
B
Understatement
C
Eufemisme
D
Ironie

Slide 24 - Quiz

Welke stijlfiguur?
A
Hyperbool
B
Ironie
C
Eufemisme
D
Woordspeling

Slide 25 - Quiz

Welke stijlfiguur?
A
woordspeling
B
paradox
C
antithese
D
pleonasme

Slide 26 - Quiz