QUIZ Werkwoordspelling tt, vt, vd MP 2024-2025

Quiz

Werkwoordspelling theorie 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz

Werkwoordspelling theorie 

Slide 1 - Slide

1 Welk werkwoord geeft de tijd aan waarin de zin staat? (VT, TT)
A
Het voltooid deelwoord
B
Het bijvoeglijk naamwoord
C
Het hele werkwoord
D
De persoonsvorm

Slide 2 - Quiz

2 Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Door de zin ontkennend te maken
B
Door de zinsdelen in een andere volgorde te zetten
C
Door het onderwerp te zoeken
D
Door de zin in een andere tijd te zetten

Slide 3 - Quiz

3 Hoe vind je de stam van een werkwoord?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door -en van het hele werkwoord af te halen
C
Door de zin in een andere tijd te zetten
D
Door het onderwerp te zoeken

Slide 4 - Quiz

4 Stelling:
De stam van een werkwoord is hetzelfde als de ik-vorm.
A
Ja, dat klopt
B
Nee, dat klopt niet

Slide 5 - Quiz

5 Wat is de stam van het werkwoord lachen?
A
lacht
B
lache
C
lach
D
lachen

Slide 6 - Quiz

6 Wat is de stam van het werkwoord bloeden?
A
bloedt
B
bloede
C
bloeden
D
bloed

Slide 7 - Quiz

7 Wat is de stam van het werkwoord verhuizen?
A
verhuis
B
verhuiz
C
verhuise
D
verhuize

Slide 8 - Quiz

8 Het meisje duikt het water in. Duikt is .........
A
een zwak werkwoord
B
een sterk werkwoord

Slide 9 - Quiz

9 De hond blaft al de hele avond. Blaft is .........
A
een zwak werkwoord
B
een sterk werkwoord

Slide 10 - Quiz

10 Een zwak werkwoord krijgt .........
A
in de verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de stam
B
een klinkerverandering in de verleden tijd
C
een klinkerverandering in de tegenwoordige tijd
D
-de(n) of -te(n) in de tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quiz

11 Hoe weet je of een zwak werkwoord -de of -te achter de ik-vorm krijgt in de verleden tijd?
A
Dat hoor je
B
Door de sexy fokschaap-regel toe te passen.
C
Dat moet je uit je hoofd leren
D
Dat bepaal je op gevoel

Slide 12 - Quiz

12 Hoe weet je of een sterk werkwoord -de of -te achter de stam krijgt in de verleden tijd?
A
Dat hoor je
B
Door de sexy fokschaap-regel toe te passen.
C
Niet, een sterk werkwoord verandert van klank.
D
Dat bepaal je op gevoel

Slide 13 - Quiz

Controle
1 D          5 C          9 A
2 D          6 D          10 A
3 B          7 B          11 B
4 B          8 A          12 C

Slide 14 - Slide