This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Bonjour 2VX!!
Chapitre 3: Destination vacances
3 mavo
Slide 1 - Slide
PROGRAMME
Les buts
grammaire : passé composé
exercices
Slide 2 - Slide
Le passé composé
Leerdoel:
Aan het eind van deze paragraaf:
- Kun je beschrijven wat je in de vakantie hebt gedaan.
- Kun je de passé composé met "avoir " en "être "gebruiken.
Slide 3 - Slide
maak
aantekeningen
Slide 4 - Slide
wat weet je nog over de passé composé ?
Slide 5 - Mind map
beschrijft:
wat er gebeurd is
wat je hebt gedaan
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
kennen!
Slide 8 - Slide
visité
réussi
attendu
deze doen we een volgende les
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00
Slide 15 - Slide
kennen!
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Au travail:
les devoirs
Faire ( maken):
Grandes Lignes chapitre 3D (ex. 15, 16abcd, 17, 18)
Bron E: kijk naar de filmpje en maak 19 , 20, 21
Apprendre Leren):
Grandes Lignes chapitre 3 ABD(slim stampen)
5. Ik kan de passé composé met het juiste hulpwerkwoord correct gebruiken voor de regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre (GL3D)
Slide 20 - Slide
0
Slide 21 - Video
Welke zinnen zijn er vervoegd in de passé composé schrijf een of twee zinnen.
Slide 22 - Open question
Start van de les
Instructies:
Ga volgens de plattegrond ( recht op) zitten.
Pak je spullen , laat je I-pad plat liggen ( wacht op de instructies van de docent) .
Tijdens het centraal moment : ben je stil, je gaat niet met je buurman /buurvrouw praten.
Steek je vinger op als je een vraag / antwoord/ opmerking hebt.
Tijdens de uitleg : ben je ook stil. Je mag vragen stellen/ beantwoorden.
Slide 23 - Slide
le programme d'aujourd'hui
1. Quiz : herhaling passé composé
2. Phrases- clés C : oefen samen met op. 12 in je eigen niveau daarna het gesprek uitvoeren.
Slide 24 - Slide
AVOIR ( = hebben)
Neem de vervoeging van "avoir"goed door
stopwatch
00:00
Slide 25 - Slide
kennen!
Slide 26 - Slide
timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est
Slide 27 - Drag question
Ils (chercher, passé composé)
A
ont cherché
B
sont cherché
C
cherchent
D
cherche
Slide 28 - Quiz
Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.
Slide 29 - Quiz
zet de ww.in de passé composé ( let op de werkwoorden zijn onrge : 1. Nous (faire ) ___ ____les devoirs. 2. Vous ( prendre) ___ _____le train.
Slide 30 - Open question
Zet in de passé composé. Nadia (aller)
A
as allé
B
est allée
C
a allé
D
est allé
Slide 31 - Quiz
Passé Composé Kies de juiste vorm: Grandir: Je
A
J'ai grandi
B
Je suis grandi
C
Je grandis
D
Je grandissent
Slide 32 - Quiz
Passé composé - hulpww.
Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt (ik ben gegaan), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord être.
Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt (ik heb gekeken), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord avoir.
Slide 33 - Slide
vwo: Schrijf op de volgende dia je antwoord op
Slide 34 - Slide
Havo: Schrijf op de volgende dia je antwoord op
Slide 35 - Slide
schrijf de zinnen van opd. 17 hier op.
Slide 36 - Open question
Ik kan de passé composé correct gebruiken
😒🙁😐🙂😃
Slide 37 - Poll
Phrases-clés C
Leerdoel:
Aan het eind van deze paragraaf:
- Kun je een gesprek voeren over reizen
- Weet jij hoe je de neusklanken uitspreekt.
Slide 38 - Slide
neusklanken
Slide 39 - Slide
Oefen samen met oprd. 13 . Gebruik de zinnen van phrases -clés C