Geslacht zelfstandig naamwoord




Woordjes Lektion 2.2 D-N
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson




Woordjes Lektion 2.2 D-N

Slide 1 - Slide

duur
korting
bijna
winkel
meteen
sofort
teuer
Laden
Rabatt
fast

Slide 2 - Drag question

Der...Die...Das

Slide 3 - Slide

Grammatik 
Geslacht zelfstandig naamwoord
In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Die krijgen ook een lidwoord.
m = der/ein Mann
v = die/eine Frau
o = das/ein Kind
mv = die/keine Männer, Frauen, Kinder

Slide 4 - Slide

Mannelijk (de)
-  Woorden zijn altijd mannelijk als het gaat om een mannelijke persoon of dier:
 Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Elefant
- Altijd mannelijk zijn:
- De dagen v/d week: der Montag, der Dienstag, ... 
- De maanden v/h jaar: der Januar, der Februar, ... 
- De seizoenen: der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, der Winter
- De dagdelen: der Morgen, der Abend. MAAR: die Nacht
- De windrichtingen: Der Norden, der Süden, der Westen, der Osten


Slide 5 - Slide

Vrouwelijk (de)
- woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk.
- woorden zijn altijd vrouwelijk als het gaat om een vrouwelijke persoon of dier:
 Bv: die Mutter, die Tante, die Schwester, die Lehrerin, die Kuh, die Elefantin
- Bovendien zijn woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung, -in ook vrouwelijk.
 Bv: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Lesung


Slide 6 - Slide

Onzijdig (het)
- Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits
 Bv: das Buch, das Kind, das Dach
- onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen (verkleinwoorden)
 Bv: das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein

Slide 7 - Slide

Nu jij.... 

Slide 8 - Slide

der
die
das
Hexe
Winter
Rehlein
Schwester
Brüderchen
Gemeinschaft
Koch
Schlaflosigkeit
Dächlein
Mädchen

Slide 9 - Drag question

_____ Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

_____ Wirklichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

_____ Bierchen
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

______ Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

_____ Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Das war es! Hoe ging het? Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
A
Nee, ik snap er niks van.
B
Ja, ik begrijp het helemaal.
C
Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 16 - Quiz

Stel hier een vraag over deze les

Slide 17 - Open question