2.2 Fascisme (deel 1)

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Het interbellum
2.2 - Fascisme en Communisme 



Slide 1 - Slide

Leerdoelen


De situatie in Italië in de periode voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog kunnen beschrijven en verklaren



  • Verklaren hoe Mussolini aan de macht kon komen
  • Kenmerken van het fascisme kunnen noemen
  • Kunnen uitleggen wat een totalitaire staat is
Begrippen
  • Fascisme
  • Totalitaire staat
  • Propaganda
  • Geïndoctrineerd

Slide 2 - Slide

Fascisme

Slide 3 - Slide

Italië na de Eerste Wereldoorlog




  • Vocht mee aan de kant van de Geallieerden 
  • Na de overwinning volgden vredesonderhandelingen
  • Italië wilde gebiedsuitbreiding, maar kreeg te weinig.

Slide 4 - Slide

Onvrede in Italië over
  • Angst voor een communistische revolutie 
  • Werkloosheid (ook onder oorlogsveteranen)
  • Italië wil gebiedsuitbreiding, maar kreeg te weinig


Slide 5 - Slide

Benito Mussolini
  • Oorlogsveteraan 
  • Oprichter Nationale Fascistische Partij
  • Herstel Romeinse Rijk: heersen over de Middellandse zee
  • Nostalgie

Slide 6 - Slide


Fascisme

  • De naam komt van het voorwerp dat je  hier ziet: een fasces
  • Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk

Slide 7 - Slide

Knokploegen
  • Fasci di Combattimento (zwarthemden)

  • Leider: Benito Mussolini

  • Gingen de straat op om te knokken met socialisten en communisten




Slide 8 - Slide

Hoe komt Mussolini aan de macht?

1922:  Mars naar Rome. 

Mussolini marcheert met zijn knokploegen door Rome. 

--> De Italiaanse koning wordt bang en maakt Mussolini  minister-president.


1924: De koning wordt afgezet en Mussolini  wordt de alleenheerser (dictator) van Italië. 


-> Il Duce

Slide 9 - Slide

Totalitaire staat
  • Leven van burgers in alle aspecten beheersen
  • De staat is het belangrijkst, iedereen moest meewerken
  • Geen individuele vrijheid (tegenstanders werden uitgeschakeld)
  • Volk werd geïndoctrineerd met propaganda


systematisch opdringen van ideëen 
verspreiden van ideëen / politieke reclame

Slide 10 - Slide

Aan de slag
1. Maak opdracht 1 t/m 5 van paragraaf 2.2

+ begrippen leren  2.2

Slide 11 - Slide

Kenmerken van fascisme 
  • Antidemocratisch 

  • Anticommunistisch

  • 1 leider 

  • Militaristisch 

  • Nationalistisch

  • Geweld/terreur

Slide 12 - Slide

Italië werd een dictatuur en er vond een grote vorm van indoctrinatie plaats en persoonsverheerlijking.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Communisme en de Sovjet-Unie

Slide 20 - Slide

Communisme en de Sovjet-Unie
Leerdoelen:

- Je weet hoe de Sovjeteconomie werd ontwikkeld.
- Je kunt beschrijven je hoe de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur werd.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 23 - Slide

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij.

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

Sprake van persoonsverheerlijking (van Stalin).

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie.
Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie.

Slide 26 - Slide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 27 - Slide


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz

  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 28 - Slide



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Overigens meestal door eigen schuld: boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van het Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 29 - Slide


Showprocessen


  • Tegenstanders worden (meestal) vals beschuldigd en worden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 30 - Slide



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 31 - Slide

Aan de slag
1. Kijk met  het antwoordenblad de vragen 1 t/m 5 van paragraaf 2.2 na.     

2. Maken de vragen 6 t/m 10 blz. 42/43


Slide 32 - Slide

Lenin sterft, Stalin krijgt de macht in de Sovjet-Unie -> communisme onder Stalin: Stalinisme
Stalin wilt van de Sovjet-Unie een industrieel land maken en voert hiervoor in:
-> planeconomie (de staat bepaalt de gehele economie)
                                   > vijfjarenplannen
-> collectivisatie (kleine boeren bedrijven worden samengevoegd in enorm grote boerderijen)

Kenmerken van     | > Planeconomie
de Sovjet-Unie       |  > Dictatuur
                                   |  > Persoonsverheerlijking van de leider
                                   |  > Indoctrinatie (systematisch opdringen van ideeën, door middel van propaganda en censuur)
                                   |  > Terreur
Samengevat schematisch

Slide 33 - Slide