H7 technasium + A zelfstandig werken

  • Volgende week: 8.1 deel 2 klassikaal herhalen

Technasium
  • Uitleg over H7
  • Samenvatten van H7 maken (blz. 70, 72 en 73)
  • Volgende les: bespreken opdrachten


Atheneum
  • Zelfstandig blz. 82 lezen
  • 8.1 (af)maken
  • Nakijken 8.1
  • Samenvatten van 8.1 maken (blz. 130)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

  • Volgende week: 8.1 deel 2 klassikaal herhalen

Technasium
  • Uitleg over H7
  • Samenvatten van H7 maken (blz. 70, 72 en 73)
  • Volgende les: bespreken opdrachten


Atheneum
  • Zelfstandig blz. 82 lezen
  • 8.1 (af)maken
  • Nakijken 8.1
  • Samenvatten van 8.1 maken (blz. 130)

Slide 1 - Slide

Technasium

Atheneum:

Af op maandag 16/9:
Opdr. 1 t/m 14 (3 en 8 niet) van 8.1 + nagekeken


Volgende week: microscopie! :)

Slide 2 - Slide

Voedingsmiddelen en 
-stoffen
Iets wat je eet of drinkt is een voedingsmiddel, bijv. melk, chips, brood.

In elk voedingsmiddel zitten voedingsstoffen.  Dat zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. 

Er zijn zes voedingsstoffen:

Slide 3 - Slide

Groepen voedingsstoffen
Energierijke stoffen: nodig om te bewegen 
en warm te blijven.
  • Koolhydraten en vetten
Bouwstoffen: nodig voor de groei 
en opbouw van je lichaam.
  • Eiwitten, mineralen, vetten en water.
Beschermende stoffen: nodig om gezond te blijven.
  • Vitaminen en mineralen.

Slide 4 - Slide

Verteringsstelsel
Functie: voedsel kleinmaken om voedingsstoffen in het bloed op te nemen.

Onderdelen?

Slide 5 - Slide

Vertering en verteringssappen
Voedingsstoffen moeten vanuit het voedsel in 
het bloed komen. Water, mineralen, vitaminen en glucose 
zijn klein genoeg om in het bloed opgenomen te worden.

Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten moeten eerst kleiner gemaakt worden.
Vertering = klein maken van voedingsstoffen zodat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Slide 6 - Slide

In verschillende organen zitten cellen die verteringssappen maken.
 
--> bevatten enzymen voor het verkleinen van grote voedingsstoffen
--> Enzymen 'knippen' de grote voedingsstoffen in stukken.

Enzym = een eiwit

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

- Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Voor elk soort voedingsstof is er een
apart enzym met een speciale vorm. 

1. Het enzym bindt zich aan de voedingsstof.
2. Het enzym knipt de voedingsstof in tweeën. 
3. Het enzym laat los en kan opnieuw dezelfde 
soort voedingsstof afbreken. 

Slide 9 - Slide

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur en de zuurgraad.
Vlak boven minimumtemperatuur werken
enzymen langzaam. Wordt de temp hoger, dan gaan
enzymen sneller werken. 

De temperatuur waarbij een enzym het beste
werkt, heet de optimumtemperatuur

Wordt de temperatuur nog hoger?
Dan gaat het enzym langzamer werken doordat het vervormt
Boven de maximumtemperatuur is het enzym stuk en werkt het niet meer. 

Slide 10 - Slide

Voedsel komt binnen
Mondholte - keelholte - slokdarm

De huig sluit je neusholte af en 
het strotklepje je luchtpijp
-> voedsel de juiste weg, namelijk de slokdarm in

Werkt het afsluiten niet goed? --> Voedsel schiet 
luchtpijp in. Wat gebeurt er dan?

Slide 11 - Slide

De weg van het voedsel
Waar vindt vertering plaats?

In 4 organen:
1 Mondholte - eerste stap zetmeelvertering (speeksel)
2 Maageiwitvertering (door maagsap
Maag bevat ook maagzuur; doodt bacteriën
3 Twaalfvingerige darm (eerste deel dunne darm) - 
verdere vertering van zetmeel en eiwit,
start vertering vet (alvleessap)

Slide 12 - Slide

Gal; groene vloeistof wordt gemaakt in de lever (!)
Gal wordt opgeslagen (!!) in de galblaas

Gal emulgeert vetten in de twaalfvingerige darm.

Gal bevat dus geen enzymen,
gal helpt bij de vertering van vetten.
Gal is dus géén verteringssap (!!). 

Slide 13 - Slide



4.
Dunne darm - vertering
van grote voedingsstoffen
wordt afgemaakt (darmsap). 


Slide 14 - Slide

Peristaltische bewegingen
De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. 

Spierbewegingen in de wand van organen van je verteringsstelsel die de voedselbrij voortduwen.

Slide 15 - Slide

De weg van het voedsel
Waar vindt vertering plaats?

In 4 organen:
1 Mondholte - eerste stap zetmeelvertering (speeksel)
2 Maageiwitvertering (door maagsap
Maag bevat ook maagzuur; doodt bacteriën
3 Twaalfvingerige darm (eerste deel dunne darm) - 
verdere vertering van zetmeel en eiwit,
start vertering vet (alvleessap)

Slide 16 - Slide



4.
Dunne darm - vertering
van grote voedingsstoffen
wordt afgemaakt (darmsap). 


Slide 17 - Slide

- Je kunt beschrijven hoe voedingsstoffen in ons bloed komen en waarvoor dit nodig is.
De klein gemaakte voedingsstoffen gaan door de wand van de dunne darm het bloed in. 

De wand van de darm is dun en bevat veel kleine bloedvaatjes -> haarvaten.



Slide 18 - Slide

- Je kunt uitleggen wat er overblijft na de vertering van het voedsel en hoe deze stoffen vervolgens verder bewerkt worden tot het het lichaam verlaat.
Einde van de dunne darm: waterige pap met onverteerde stoffen over. 

Dit gaat naar de dikke darm. Het water gaat daar door de wand naar het bloed. 

In dikke darm zit ook darmflora:
bacteriën die deel onverteerde stoffen afbreken. 

Dikke massa gaat naar de endeldarm (ontlasting/poep). 

Slide 19 - Slide

Samengevat!
Vier verteringssappen, bevat enzymen:
  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: zetmeel en eiwitten
  • Alvleessap: zetmeel, eiwitten en vetten
  • Darmsap: zetmeel, eiwitten
Gal is geen verteringssap, maar 
emulgeert vetten. Gemaakt door de lever.

Slide 20 - Slide

Technasium

Af op vrijdag 13 september:
Opdr. van 7.1 en 7.4 van de samenvatten vanaf blz. 70

Iedereen:

Af op maandag 16 september:
Opdr. 1 t/m 14 (3 en 8 niet) van 8.1



Volgende week: microscopie! :)

Slide 21 - Slide

Volgende les: microscopie
  • Hoe houden we de microscoop vast?
  • Hoe maken we ook alweer een preparaat?
  • Hoe werken we met de microscoop?

Slide 22 - Slide