D2ATh3 B3 Bovenste luchtwegen

D2ATh3 Verbranding en ademhaling 
B3: Bovenste luchtwegen B3
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D2ATh3 Verbranding en ademhaling 
B3: Bovenste luchtwegen B3
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel

1.  Je leert de onderdelen van de bovenste luchtwegen.

2. Je leert de kenmerken en functies van de onderdelen van de bovenste 
    luchtwegen

3. Je leert wat het verschil is tussen de neus- en mondademhaling

4. Je leert wat de stand van de huig en het strotklepje is tijdens de ademhaling, 
    tijdens slikken en tijdens verslikken



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 87 tm 89
                          Noteer de gekleurde woorden in je schrift.

Werkboek blz. 104 t/m 106

Maak opdracht: 12 t/m 16

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke onderdelen horen bij de bovenste luchtwegen?

Slide 4 - Open question

Tot de bovenste luchtwegen gehoren:
- neusholte
- mondholte
- keelholte
- strottenhoofd

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Ademhalingsstelsel
Het lichaam heeft zuurstof nodig voor de verbranding. Je ademt dat in met de lucht.

We onderscheiden bovenste- en onderste luchtwegen. De bovenste luchtwegen bestaan uit:
- neusholte
- mondholte
- keelholte
- strottenhoofd

bronchie
vertakkingen
Luchtwegen zijn ruimten in je lichaam die gevuld zijn met lucht

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Neusslijmvlies
De meeste mensen ademen in en uit door de neus, je noemt dit de neusademhaling. 


slijmlaag
1
trilharen
2
slijmproducerende cel
4
trilhaarcel
3
bloedvat
5
De lucht gaat langs je neusharen en je slijmvlies.
De lucht wordt vochtig gemaakt en gezuiverd.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Neusslijmvlies

Leer de functies van de onderdelen:

1. Slijmlaag
2. Trilharen
3. Trilhaarcel
4. Slijmproducerende cel
5. Bloedvat

Het neusslijmvlies zit bovenin, aan de binnenkant van je neus. Het maakt de lucht wat vochtig. Bij verkoudheid wordt er heel veel vocht geproduceerd en 'snotter' je.

Slijmlaag met kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers
1
Verplaatsen het slijm met kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers naar de keelholte. Dit slik je in. Zo komen deze deeltjes niet in je longen.
2
Maken slijm. Aan het slijm blijven kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven.
4
Dit zijn de cellen met dunne haartjes. De trilhaartjes vervoeren het slijm naar de keelholte.
3
Het bloed heeft invloed op de temperatuur van de lucht. Het voorkomt bijvoorbeeld dat er hele koude lucht in de longen komt.
5
De lucht gaat langs je neusharen en je slijmvlies.
De lucht wordt vochtig gemaakt en gezuiverd.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Je reukzintuig zorgt ervoor dat je iets kunt ruiken. Het bevindt zich boven in je neusholte. Pizza vind je misschien lekker ruiken. Als je gas ruikt, word je gewaarschuwd. 
Als je door je mond ademhaalt, wordt de lucht niet verwarmd, minder vochtig en niet gezuiverd. 
Ook wordt de lucht niet 'gekeurd' (je ruikt geen gas).
Reukzintuig

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke onderdelen van de neus ken je nu?

Slide 10 - Open question

De neus is een orgaan.
Dit orgaan bestaat uit verschillende weefsels. Zo'n weefsel heeft een bepaalde taak / functie. 
 Slijmlaag 
 Trilharen 
 Trilhaarcel
 Slijmproducerende cel
Lucht gaat langs de huig en komt in de keelholte
1
In je strottenhoofd liggen je stembanden. Die gebruik je tijdens het praten.
!
Lucht in de luchtpijp
3
Tijdens het slikken, sluit de huig.
Daardoor kan voedsel niet in de neusholte terecht komen.
4
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje.
Daardoor kan voedsel niet in de luchtpijp terecht komen.
5
Lucht komt langs het strotklepje en gaat naar de luchtpijp
2
Tijdens het slikken, 
sluit de huig niet.
Daardoor kan voedsel 
in de neusholte 
terechtkomen.
6
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje niet.
Daardoor kan voedsel in de luchtpijp terecht komen.
7
Keelholte en strottenhoofd

Slide 11 - Slide

This item has no instructions



1. Slijmlaag
2. Slijmproducerende cel
3. Trilhaarcel
4. Trilharen
5. Bloedvat
A
1, 2 en 4 juist
B
alles juist
C
2, 3 en5 juist
D
1, 3 en 5 juist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions




A
B
C
D
E
F
A
Neusslijmvlies: DEF
B
Neusslijmvlies: AEF
C
Neusslijmvlies: BDE
D
Neusslijmvlies: ABD

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions




A
B
C
D
E
F
A
2C F: Reukzintuig
B
3C E: Reukzintuig
C
4C D : Reukzintuig
D
5C A: Reukzintuig

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Wat is juist?
A
1: neusholte B : luchtpijp
B
1: mondholte A: slokdarm
C
1: neusholte B: slokdarm
D
1: mondholte A: luchtpijp

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

1. Neusholte verwarmt binnenkomende lucht.

2. Bij een mondademhaling heb je meer kans op een
keelontsteking.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
waar nietwaar
D
nietwaar waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

1: Neusademhaling:
Meer kans op waarschuwing bij schadelijke gassen

2. Binnenstromende lucht blijft droog bij een
mondademhaling
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
waar nietwaar
D
nietwaar waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Wat zie je hier?
A
open huig
B
voedsel in de slokdarm
C
open strotklepje
D
voedsel in de luchtpijp

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Wat zie je hier?
A
open strotklepje en gesloten huig
B
gesloten strotklepje en open huig
C
open strotklepje en open huig
D
gesloten strotklepje en gesloten huig

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


Hier zie je iemand die....
A
zich verslikt
B
lucht inademt
C
voedsel normaal doorslikt
D
lucht in de slokdarm krijgt

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


1. Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling, omdat het bloed in de
bloedvaten van het neusslijmvlies de binnenstromende lucht verwarmt.

2. Als je verkouden bent, maakt het neusslijmvlies veel vocht aan.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slijmproducerende cellen

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

neusholte

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Reukzintuig

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Luchtpijp

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Neusademhaling

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Trilhaarcellen

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Neusslijmvlies

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Bronchiën

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Strotklepje

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Luchtwegen

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Huig

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Leerdoel

1.  Je weet en kunt uitleggen wat de onderdelen van de bovenste luchtwegen zijn.

2. Je weet en kunt uitleggen wat de kenmerken en functies van de onderdelen van 
    de bovenste luchtwegen zijn.

3. Je weet en kunt uitleggen wat het verschil is tussen de neus- en mondademhaling

4. Je weet en kunt uitleggen wat de stand van de huig en het strotklepje is tijdens de 
    ademhaling, tijdens slikken en tijdens verslikken.



Slide 33 - Slide

This item has no instructions