Present Perfect

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Learning targets
Aan het einde van de les:
  • Kan je uit leggen wanneer de present prefect wordt gebruikt.
  • Kan je de present perfect herkennen in een zin.
  • Weet je hoe je de present perfect tense moet maken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 8 - Drag question

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 10 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 11 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 12 - Slide

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?

Slide 14 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 15 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They haven't seen him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 16 - Quiz

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 17 - Quiz

Maak zelf een goedlopende zin met de Present Perfect.

Slide 18 - Open question

SIGNAALWOORDEN - FIJNE JAS!
  • F   for - (nu) al
  • Y   yet - al (in vraagzinnen)
  • N   never - (nog) nooit
  • E   ever - ooit

  • J   just - net
  • A   already - al
  • S   since - sinds

Slide 19 - Slide

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 20 - Quiz

Learning targets
Aan het einde van de les:
  • Kan je uit leggen wanneer de present prefect wordt gebruikt.
  • Kan je de present perfect herkennen in een zin.
  • Weet je hoe je de present perfect tense moet maken.

Slide 21 - Slide

Ik kan in een zin de present perfect toepassen.
A
Jazeker
B
ik ben er bijna
C
Ik moet nog even oefenen
D
Ik snap er niks van en heb meer uitleg nodig

Slide 22 - Quiz