1. De Konjunktiv II drukt in het Nederlands de
zou-vorm uit:
-zou kunnen, zou zijn, zou willen, zou moeten, zou hebben, etc.
In het Duits gebruik je vaak het werkwoord 'würden' (zouden)
2. In de Konjunktiv II worden de modale werkwoorden en de
onregelmatige woorden haben, sein net iets anders vervoegd dan
de reguliere zou vorm.