chapitre 5 v2a

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Bienvenue dans la classe

Wat is de plaats van de ontkenning

1. om het werkwoord
2. voor het werkwoord
3. om de persoonsvorm
4. achter het werkwoord

Objectif Santé

1.  Est-ce que vous avez appris?

2. Corrigez les devoirs.

2. Je revise: la négation

3. Exercice 14 à page 20 (livre B)

4. Un contrôle

Verslaafd

Waarschijnlijk

Verbeteren

Vertrekken

accro

Sans doute

Améliorer

Partir

Wat betekent: Qu'est-ce que tu as?

Wat betekent: interdit(e)

Wat betekent: la chose?

Wat is geen lichaamsdeel?

1. le ventre
2. le bisou
3. la gorge
4. le bras

Wat betekent 'le bisou' dan wel?

Wat betekent: si?

1. als
2. ja

Wat betekent:
Je suis en train de manger.

1. Ik ga eten in de trein.
2. Ik ben met de trein.
3. De trein heeft weer vertraging.
4. Ik ben aan het eten.

Wat betekent: Je ne suis pas malade.

Het hoofd

het oor

de knie

het been

de mond

La tête

l'oreille

la bouche

le genou

la jambe

Corrigez les devoirs:

Regardez votre e-mail de Magister.

Je vous ai envoyé les réponses.

Je révise encore....

ne ... pas = niet/geen

ne... rien = niets

ne... jamais = nooit

ne... pas encore = nog niet

Let op! Il y a (er is/er zijn) / Il n'y a pas

Hij heeft nooit buikpijn:

1. Je n'ai jamais mal au ventre.
2. Il n'a pas encore mal au ventre
3. Il n'a jamais mal au ventre.
4. Il n'a rien mal au ventre.

Wij hebben niets gegeten.

1. Nous avons ne mangé rien.
2. Nous n'avons rien mangé.
3. Nous n'avons jamais mangé.
4. Nous avons ne mangé jamais.

Il y a de bonbons.
Maak bovenstaande zin ontkennend. (niet/geen)

Ma mère a mangé tout les bonbons à la fête des mêres. "Il n'y a plus de bonbons." Wat betekent die laatste zin?

We gaan een SO plannen.
Voc A + B en Bron C & D
(à + le etc. & ontkenningen)
Maar de vraag is: wanneer?

1. Dinsdag 17 mei
2. Vrijdag 20 mei