2.1 De macht van de koning

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Toets hoofdstuk 1 

Je weet waar hoofdstuk 2 over gaat en weet welke ideeën horen bij de verlichting

Introductie hoofdstuk 2 

- Verlichting 

Geschiedenis

Opdrachten bij 2.1 

Is de leerstof duidelijk? Welke vragen heb je nog? 

Leerdoel

Aan het einde van de les weet je waar hoofdstuk 2 over gaat en weet je welke ideeën bij de verlichting horen

L'État, c'est Moi

• De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme. 
  

• Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht. 
• Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)

• Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...

De Zonnekoning

• Lodewijk XIV (1638-1715) was één van de machtigste koningen van Frankrijk. 
• Hij werd koning toen hij 5 jaar was. Tot zijn 23e werd Frankrijk daarom bestuurd door eerste minister Mazarin.

• Hij zorgde ervoor dat iedereen naar Lodewijk zou luisteren en dat hij de absolute macht had.

De Franse standenmaatschappij

Bevolking was opgedeeld in drie standen:

1. Eerste stand
2. Tweede stand
3. Derde stand

De 1e stand

• De geestelijkheid: de mensen van de kerk. 

• De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
  

• De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

De 2e stand

• De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).
  

• De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.
  

De 3e stand

• De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie. Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.

• De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.

Opdrachten bij 2.1 

Pagina 46 en 47 werkboek

Maken: 4, 5, 6 en 7 

2.1 De macht van de koning 

Aan het einde van de les weet je welke ideeën bij de verlichting horen en waarom het Franse volk in opstand kwam tegen Lodewijk XVI

- herhaling standensamenleving 

- Verlichtingsidealen Frankrijk 

_ Franse Revolutie 

geschiedenis

Opdrachten maken bij paragraaf 2.1 

Is het gelukt met alle opdrachten? 

Afmaken van de opdrachten die in de les niet zijn afgekomen 

Leerdoel

Aan het einde van de les weet je welke ideeën bij de verlichting horen en waarom het Franse volk in opstand kwam tegen Lodewijk XVI

Standensamenleving 

De verlichting 

vanaf ±1700

• Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

• Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de Kerk en de adel.
  
• Ideeën over vrijheid, gelijkheid en grondrechten 

Misoogsten 1788

• Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.

• Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.
  

Staten-Generaal

• 1789: 3 standen bijeengeroepen 

• Elke stand mag één stem uitbrengen 

• Vergadering loopt uit tot ruzie 

• Derde stand wil meer invloed  

Eed op de Kaatsbaan 

14 juli 1789 

• Bestorming van de Bastille 

• Startpunt van de Franse Revolutie  

• Vrijheid en gelijkheid 

Opdrachten bij 2.1 

Maken: 2, 8, 9, 11 

pagina: 45 t/m 48 

Ben je eerder klaar? Maak dan opdracht 12