This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H2 oefentoets
Slide 1 - Slide
Je zet 19.500 op een deposito tegen enkelvoudige rente van 1,5% Hoeveel euro rente heb je na 3 jaar *
Slide 2 - Open question
Wanneer je 'rood staat' heb je een negatief saldo. Een ander woord daarvoor is:
A
Debetsaldo
B
Creditsaldo
Slide 3 - Quiz
Wat is het verschil tussen sparen en beleggen?
Slide 4 - Open question
Je zet 19.500 op een deposito tegen enkelvoudige rente van 1,5% Hoeveel euro rente heb je na 3 jaar
Slide 5 - Open question
Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.
Slide 6 - Quiz
Je neemt een krediet van EUR 6000. daarvoor moet je 36 maanden EUR. 194,45 betalen. Hoeveel euro rente betaal je in totaal?
Slide 7 - Open question
Je hebt op 01-01-2020 een lening van EUR 5.000. Je maandelijkse termijn is EUR 100 en wordt aan het einde van de maand betaald. De maandrente is 0,52%. Hoeveel schuld heb je nog op 01-02-2020?
Slide 8 - Open question
De vervanging van je kapotte oven is een voorbeeld van: *
A
vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 9 - Quiz
Als je geld gaat reserveren, dan zet je ieder dag een bedrag apart om over een bepaalde periode een grote uitgave te doen. Je wil over 4 jaar een nieuwe auto kopen van EUR 16.000. De restwaarde van je huidige auto zal dan EUR 3.000 zijn. Hoeveel EUR moet je iedere maand reserveren?
Slide 10 - Open question
Wat is een begroting?
A
een overzicht van hetgeen je kan uitgeven
B
Een overzicht van je inkomsten en uitgaven
C
Een overzicht van je tekort of overschot
D
Een overzicht van je verwachtte inkomsten en uitgaven