Alle maatregelen om van Duitsland een totalitaire staat te maken.
B
Het inkomen en de macht moest gelijk verdeeld worden
C
Scholen en kranten mochten alleen maar ideeën verspreiden die de nazi's goedkeurden
D
Mensen die tegen de nazi's zijn worden in concentratiekampen opgesloten.
1 / 35
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Wat is de gelijkschakeling?
A
Alle maatregelen om van Duitsland een totalitaire staat te maken.
B
Het inkomen en de macht moest gelijk verdeeld worden
C
Scholen en kranten mochten alleen maar ideeën verspreiden die de nazi's goedkeurden
D
Mensen die tegen de nazi's zijn worden in concentratiekampen opgesloten.
Slide 1 - Quiz
Welk begrip hoort bij de bron?
A
demilitarisatie
B
Dolkstootlegende
C
Führerprincipe
D
Heim ins Reich
Slide 2 - Quiz
Wat is de appeasementpolitiek?
A
Politiek die oorlog wil met Hitler
B
Politiek die Duitsland wilde helpen door geld te geven
C
Politiek gericht op het bewaren van vrede door Hitler zijn zin te geven
D
aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland
Slide 3 - Quiz
Welke conferentie past bij de appeasementpolitiek?
A
Conferentie van Jalta
B
Conferentie van Potsdam
C
Wannseeconferentie
D
Conferentie van München
Slide 4 - Quiz
Wat is geen oorzaak van de Tweede Wereldoorlog?
A
Binnenvallen van Polen
B
Economische crisis
C
Ideeën van de nazi's
D
Verdrag van Versailles
Slide 5 - Quiz
Veel zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.
Slide 6 - Quiz
Het Verdrag van Versailles is een oorzaak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (gevolg). Wat voor soort gevolg is de Tweede Wereldoorlog in dit geval?
A
Bedoeld gevolg op lange termijn.
B
Bedoeld gevolg op korte termijn.
C
Onbedoeld gevolg op lange termijn.
D
Onbedoeld gevolg op korte termijn.
Slide 7 - Quiz
Wat betekent Blitzkrieg?
A
Zeer snelle verrassingsoorlog
B
Twee-frontenoorlog
C
Loopgravenoorlog
D
moderne oorlog
Slide 8 - Quiz
Wat is de datum van de Duitse inval in Nederland?
A
10 mei 1940
B
11 mei 1940
C
12 mei 1940
D
14 mei 1940
Slide 9 - Quiz
Wat was de aanleiding voor de Nederlandse capitulatie op 4 mei 1940?
A
Bombardement Rotterdam
B
Duitse inval in Nederland
C
Capitulatie Frankrijk
D
Capitulatie België
Slide 10 - Quiz
Hoeveel dagen na de Duitse inval gaf Nederland zich over?
A
5 dagen
B
7 dagen
C
10 dagen
D
14 dagen
Slide 11 - Quiz
Wat verstaan we onder Operatie Barbarossa?
A
De Duitse inval van Nederland
B
De Japanse aanval op Indonesië
C
De Duitse aanval op de Sovjet-Unie
D
De Japanse aanval op Hawaï
Slide 12 - Quiz
Waar vluchtte het Koningshuis heen na de Duitse inval?
A
Parijs
B
New York
C
Londen
D
Berlijn
Slide 13 - Quiz
De slag om Stalingrad begon in
A
1941
B
1942
C
1940
D
1943
Slide 14 - Quiz
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 15 - Quiz
Datum D-day
A
6 juni '44
B
6 augustus '44
C
6 juni '45
D
6 augustus '45
Slide 16 - Quiz
Wat is D-day
A
Direction-day
B
Decision-day
C
Demolishion-day
D
Division-day
Slide 17 - Quiz
Waarover ging de februari-staking van 1941?
A
staking tegen gedwongen arbeidsinzet
B
staking tegen wegvoeren van joden
C
spoorwegstaking i.v.m. geallieerde landing in Arnhem
D
staking tegen de Duitse bezetting van Nederland
Slide 18 - Quiz
Welk begrip past bij deze bron?
A
Deportatie
B
Dwangarbeid
C
SS
D
Vernietingskamp
Slide 19 - Quiz
Wat betekent collaboratie?
A
aanpassing
B
onderduiken
C
samenwerking
D
drijfjacht
Slide 20 - Quiz
Welk begrip hoort bij de afbeelding?
A
Jodenvervolging
B
Onderduiken
C
Razzia
D
Gedwongen terwerkstelling
Slide 21 - Quiz
Wat hoort bij illegale kranten drukken en verspreiden, Joden helpen onderduiken en persoonsbewijzen vervalsen.
A
accommodatie
B
collaboratie
C
verzet
Slide 22 - Quiz
De Hongerwinter was:
A
De winter van 1944-1945
B
De winter dat West-
Nederland honger had
C
De laatste oorlogswinter
D
Naam voor de hongersnood in WO II
Slide 23 - Quiz
De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.
Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie.
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.
Slide 24 - Quiz
Waar was de Slag om Arnhem een onderdeel van.....
A
Operatie Market Garden
B
Operatie Overlord
C
Operatie Jackpot
D
Operatie Barbarossa
Slide 25 - Quiz
Wanneer was de slag om Arnhem?
A
mei 1944
B
september 1944
C
december 1944
D
mei 1945
Slide 26 - Quiz
Wanneer vieren wij Bevrijdingsdag?
A
5 mei
B
12 mei
C
4 mei
D
14 mei
Slide 27 - Quiz
Zet de vier stappen van de jodenvervolging in de juiste volgorde. A Eliminatie - B Discriminatie C Isolatie - D Deportatie
A
DCBA
B
BCDA
C
CBDA
D
BDCA
Slide 28 - Quiz
De Duitsers verplichtten alle Nederlanders van 14 jaar en ouder om een formulier bij zich te hebben. Welk formulier?
A
Jodenster
B
voedingsmiddelenbon
C
persoonsbewijs
D
dwangarbeidbevel
Slide 29 - Quiz
Waarom viel Japan Pearl Harbor aan?
A
Pearl Harbor bezat veel grondstoffen.
B
VS uitschakelen zodat Japan zijn gang kon gaan in Azië.
C
Pearl Harbor lag lekker dichtbij om aan te vallen.
D
Japan dacht dat de VS makkelijk te verslaan was.
Slide 30 - Quiz
Wat was een gevolg van de aanval op Pearl Harbor?
A
China kon veel kolonies over nemen in Azië.
B
Hitler verklaarde de oorlog aan de VS
C
Amerika verklaarde de oorlog aan China
D
Nederlands-Indië werd door China binnen gevallen.
Slide 31 - Quiz
Waarom kregen de Japanse bezetters de steun van Soekarno?
A
Soekarno hoopte met hulp van Japan het eiland Java te bezetten
B
Soekarno hoopte dat de Japanners Indonesië onafhankelijk zou geven
C
De Japanners besloten in 1942 dat Indonesië onafhankelijk werd
D
De Japanners behandelden de Indonesische bevolking goed
Slide 32 - Quiz
Wat gebeurde er tijdens de Japanse bezetting met de meeste Nederlanders?
A
Geëxecuteerd
B
Teruggestuurd naar Nederland
C
Gevangen gezet in kampen
D
Dienen in het Japanse leger
Slide 33 - Quiz
Wat zijn politionele acties?
Wat zijn politionele acties?
A
Acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhankelijk werd.
B
Acties van Japan een nieuwe poging te doen om Nederlands-Indië in te nemen.
C
Acties van Nederlands-Indië om ervoor te zorgen dat zij onafhankelijk werden.
D
Acties van Duitsland om Japan te gaan helpen in de oorlog.