2. Planten en dieren en hun samenhang: de eigen omgeving verkend

Planten en dieren en hun samenhang: de eigen omgeving verkend
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planten en dieren en hun samenhang: de eigen omgeving verkend

Slide 1 - Slide

De leerling kan
via determineren de naam opzoeken van organismen en verwoorden dat aan het onderling
verschillen van soorten erfelijke factoren ten grondslag liggen.
K3T4B6

Slide 2 - Slide

De leerling kan:
 verbanden aangeven tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving
waarin deze organismen leven, en aangeven/uitleggen hoe planten en dieren zijn
aangepast aan hun leefomgeving:
– aanpassing aan droge, natte, hete en koude omstandigheden
– kenmerken van bloemen met windbestuiving en van bloemen met insectenbestuiving,
met name:
- verschillen in vorm en kleur, geur, aanwezigheid van nectar en de aanwezigheid
en plakkerigheid van stuifmeel
- vorm van de meeldraden en stampers
– klimplanten, voorjaarsbloeiers, rozetvormende planten, waterplanten met drijvende
bladeren
K4T2B5&6

Slide 3 - Slide

De leerling kan
 de organen via welke zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven bij dieren, met name:
- tracheeën bij insecten
- kieuwen bij vissen
- longen, kieuwen en huid bij amfibieën
- longen bij reptielen, vogels en zoogdieren
K4T5B4
– de poten van teengangers, hoefgangers en zoolgangers
– de functie van zwemvliezen bij watervogels, de functie van lange poten en gedeeltelijke zwemvliezen bij steltlopers en de functie van klauwen bij roofvogels
K4T2B5
– bij zoogdieren de vorm en de functie van plooikiezen (bij planteneters), knipkiezen (bij vleeseters) en knobbelkiezen (bij alleseters)
K4T4B6




Slide 4 - Slide

- tracheeën bij insecten

Slide 5 - Slide

 longen, kieuwen en huid bij amfibieën

Slide 6 - Slide

 de poten van teengangers, hoefgangers en zoolgangers

Slide 7 - Slide

de functie van zwemvliezen bij watervogels, de functie van lange poten en gedeeltelijke zwemvliezen bij steltlopers en de functie van klauwen bij roofvogels

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De leerling kan:
– de functie van bepaalde snavelvormen, met name:
- een puntige snavel bij insectenetende vogels
- een kegelvormige snavel bij zaadetende vogels
- een haakvormige snavel bij roofvogels
K4T2B5
– verschillen tussen individuen van een soort kunnen het gevolg zijn van verschillen in
erfelijke aanleg en/ of verschillen in milieufactoren waaraan die individuen hebben
blootgestaan
K3T3B1

Slide 10 - Slide

de functie van bepaalde snavelvormen, met name

Slide 11 - Slide

Genotype vs fenotype

Slide 12 - Slide

De leerling kan
delen waaruit zaadplanten zijn opgebouwd benoemen, hun functie(s) beschrijven en aangeven welke delen van planten voedingsmiddelen en/of grondstoffen leveren voor de mens:
– stengels: transport via houtvaten en bastvaten, opslag en stevigheid
– bladeren met huidmondjes: fotosynthese
– opname en afgifte van koolstofdioxide en zuurstof, verdamping van water
– wortels: bevestiging in de bodem, opname van water en mineralen (voedingszouten) met behulp van wortelharen, opslag van vooral zetmeel als reservestof
– bloemen met kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden (met helmdraden en helmknoppen), stamper(s) (met stempel(s), stijl, vruchtbeginsel en zaadbeginsel(s)): voortplanting
– vrucht met een of meer zaden: geslachtelijke voortplanting
– een zaad bestaat uit een zaadhuid, kiempje en reservestoffen vooral eiwitten, vetten en zetmeel, en manieren van zaadverspreiding (m.b.v. wind, dieren, "wegschieten")
– bollen met rokken: ongeslachtelijke voortplanting en opslag van reservestoffen
– knollen: ongeslachtelijke voortplanting en opslag van reservestoffen
– alle genoemde delen kunnen voedingsmiddelen voor de mens leveren   K4T1

Slide 13 - Slide

De leerling kan:
enkele typen weefsel(s) van planten met functie(s) en bouw beschrijven:
– weefsels met onder andere fotosynthese en opslag
– vaatbundels met houtvaten (transport van water en mineralen/voedingszouten) en met
bastvaten (transport van water en energierijke stoffen)
– opperhuid van stengels en bladeren met huidmondjes voor opname en afgifte van
gassen en een waslaagje voor bescherming tegen uitdroging en beschadiging
– openen van huidmondjes in het licht en sluiten in het donker
– openen en sluiten van huidmondjes in relatie tot opname en afgifte van water door
planten
– opperhuid van wortels met wortelharen: opname van water en mineralen
(voedingszouten)
K4T1

Slide 14 - Slide

De leerling kan:
uitleggen wat een ecosysteem is en uitleggen/noemen welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem:
– planten- en diersoorten noemen die een voedselketen/voedselweb of een piramide van biomassa/aantallen vormen
– in een beschreven ecosysteem producenten, consumenten en reducenten onderscheiden:
- planten zijn producenten die zelf energierijke stoffen maken d.m.v. fotosynthese
- dieren zijn consumenten die voor hun voedsel afhankelijk zijn van andere organismen
- dood materiaal in de natuur, onverteerde delen, afvalstoffen en restanten van planten en dieren, wordt door reducenten (zoals schimmels en bacteriën) opgeruimd /omgezet in koolstofdioxide, water en zouten, die planten kunnen opnemen; de relatie met koolstofkringloop;
- de koolstofkringloop
- consumenten en reducenten gebruiken de energierijke stoffen uit hun voedsel voor de verbranding en voor de opbouw van het eigen lichaam
- bij het in stand houden van een organisme gaat energie verloren in afvalproducten en door verlies van warmte
K4t2

Slide 15 - Slide

Examen vraag

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide