Lezen H4 - les 2

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Verder met H4 Lezen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Verder met H4 Lezen

Slide 1 - Slide

Vandaag
Lezen
Herhalen theorie Lezen H4 via LessonUp 
Bespreken huiswerk
Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

Lezen H4
Feiten, meningen en argumenten

Slide 3 - Slide

Opdracht
Beschrijf het uiterlijk van de man zonder je mening te geven. 

Slide 4 - Slide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 5 - Slide

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 6 - Slide

Argument (reden)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 7 - Slide

Pak je laptop en ga naar LessonUp

Slide 8 - Slide

feit of geen feit?

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.
A
feit
B
geen feit

Slide 9 - Quiz

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier. 
Feit. In veel landen is papier erg schaars. De meeste mensen wassen zich met water. 

Slide 10 - Slide

feit of geen feit?

Kanye West is de beste muzikant van de wereld.
A
feit
B
geen feit

Slide 11 - Quiz

Kanye West is de beste muzikant van de wereld.
Dit is geen feit.
Het is onduidelijk wat de definitie van een goede muzikant is en daarom is het onmogelijk te zeggen wie de beste is. 
Het kan wel je mening zijn. 

Slide 12 - Slide

Mening of standpunt
Is iets wat iemand vindt.
Je kunt het eens of oneens zijn met een mening of een standpunt. 

Soms zijn ze te herkennen aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening en mijns inziens

Slide 13 - Slide

Feit of mening?

Nikes lopen van alle sneakers het lekkerst.
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quiz

Feit of mening?

Nike is het best verkopende sneakermerk.
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quiz

Meningen en argumenten
Iemand heeft natuurlijk niet zomaar een mening. Iemand heeft argumenten om die mening te onderbouwen.

signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers.

Slide 16 - Slide

Wat is het argument?

Omdat er veel gezellige mensen wonen, is Zuid-Holland de leukste provincie van Nederland.
A
Omdat er veel gezellige mensen wonen,
B
Zuid-Holland is de leukste provincie van Nederland.

Slide 17 - Quiz

Samengevat
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet.

Huizen worden steeds duurder.

Een mening of standpunt is iets wat iemand vindt.
Je kunt het eens of oneens zijn met een mening of een standpunt.
Soms zijn ze te herkennen aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, en mijns inziens.

Een mening wordt onderbouwd met argumenten
signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers.


Slide 18 - Slide

1. Veel hangjongeren hebben mijns inziens een probleem.
A
FEIT
B
MENING

Slide 19 - Quiz

2. In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
A
FEIT
B
MENING

Slide 20 - Quiz

3. Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
A
FEIT
B
MENING

Slide 21 - Quiz

4. Souhail had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
A
FEIT
B
MENING

Slide 22 - Quiz

5. Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
A
FEIT
B
MENING

Slide 23 - Quiz

6. Volgens mij moet Den Haag de hoofdstad van Nederland worden.
A
FEIT
B
MENING

Slide 24 - Quiz

hoeveel argumenten?

Ik vind dat groente en fruit goedkoper moet worden, want nu is het te duur, kunnen arme gezinnen het niet betalen en is het aantrekkelijker om ongezond eten te kopen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Sluit je laptop af
En pak je huiswerk. We bespreken de belangrijkste vragen uit opdracht 1. 

Slide 26 - Slide

Bespreken huiswerk
Belangrijkste vragen opdracht 1 van H4 (blz 102/103).

Slide 27 - Slide

Opdracht 1
1 de (musical)film La La Land
2 een feit – toelichting: Je kunt controleren of het waar is.
3 Het is terecht dat La La Land bij de Oscaruitreiking zes prijzen van de jury kreeg.
4 La La Land is echt heel mooi / een heel mooie film.
5 hoofdrolspelers, muziek, dansnummers en kleuren
6 Het zijn twee jonge filmsterren naar wie je eindeloos blijft kijken: Emma Stone en Ryan Gosling.

Slide 28 - Slide

Opdracht 1
9. Noteer een mening en een argument uit alinea 6.
10. Aan welk signaalwoord herken je dit argument? 
11. Noteer een mening en argument uit alinea 7.
12. Aan welk signaalwoord herken je dit argument? 

Slide 29 - Slide

Opdracht 1
9 mening = De kleuren in de film maken het kijken ernaar tot een speciale belevenis.
argument = Ze zorgen voor een heel aparte sfeer.
10 namelijk
11 mening = Je zult dit een prachtige film vinden.
argument = La La Land bevat genoeg ingrediënten die de film een echte topper maken.
12 Daarom

Slide 30 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 2 van Lezen H4 (blz 103/104) uit Nieuw Nederlands. Dit is huiswerk voor maandag.

Slide 31 - Slide