bron h frans hfst 5

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

wat betekent 'aller'?

1. doen
2. willen
3. gaan
4. kunnen

het werkwoord 'aller' (gaan).

je vais - ik ga

tu vas - jij gaat

il/elle va - hij/zij gaat

on va - wij gaan

nous allons - wij gaan

vouz allez - jullie gaan/ u gaat

ils/elles vont - zij gaan

le futur proche

Als je in het Frans wilt zeggen dat iets nog moet gebeuren, gebruik je een vorm van het werkwoord 'aller' (gaan), gevolgd door een heel werkwoord. Let op:de woordvolgorde in het Frans:

onderwerp + vorm van aller + hele werkwoord + rest van de zin.

Voorbeelden

Je vais faire du shopping á Paris

Ik ga in Parijs winkelen

nu komt een quiz

1. oke
2. stom
3. leuk!
4. saai

wat betekent 'aller'?

1. kunnen
2. doen
3. gaan
4. lopen

welke vorm van het werkwoord 'gaan' doe je bij 'jij gaat'?

1. tu vas
2. tu fais
3. tu vais
4. tu alle

welke vorm van het werkwoord 'gaan' doe je bij 'wij gaan'?

1. nous alons
2. nous avez
3. nous allons
4. nous alllons

welk vorm van een werkwoord gebruik je bij de 'le futur proche'?

1. aller
2. alller
3. aler
4. allller