Oefentoets werkwoordspelling

Hoe leer je werkwoordspelling?
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe leer je werkwoordspelling?

Slide 1 - Slide

Hoe leer je werkwoordspelling?
OEFENEN, OEFENEN, OEFENEN!!!!

Slide 2 - Slide

Waar kun je oefenen?
Blink!/Plot26!
lessen + app

Slide 3 - Slide

Kijk het volgende filmpje
en maak je eigen spiekbrief!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Dan gaan we nu oefenen!

Slide 6 - Slide

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort

Slide 7 - Quiz

Er (woeden-tt) een orkaan.

Slide 8 - Open question

(houden)........ jij van spruitjes?
A
houd
B
houdt
C
hout
D
houden

Slide 9 - Quiz

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
D
rijt

Slide 10 - Quiz

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Slide 11 - Open question

Het hout ........ (verbranden) in de open haard.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbranden

Slide 12 - Quiz

38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).

(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland

Slide 13 - Open question

......... (luiden) jij de kerkklokken?
A
luid
B
luidt
C
luiden
D
luit

Slide 14 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 15 - Quiz

Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.

42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.


Slide 16 - Open question

Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.

Slide 17 - Open question

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 18 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 19 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 20 - Quiz

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)

Slide 21 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven

Slide 23 - Open question

De vriendinnen lopen kletsend naar de klas.
Kletsend is een:
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
tegenwoordig deelwoord

Slide 24 - Quiz

Vul het tegenwoordig deelwoord in: De kat at (smakken) haar kauwstaafje met kipsmaak op

Slide 25 - Open question

Noteer het tegenwoordig deelwoord van juichen

Slide 26 - Open question

tegenwoordige tijd
1. De kat .....     (krabben) de krullen de trap
2. Samir .....     (maken) zijn huiswerk nooit op tijd.
3. (vinden) .....       jij spelling ook zo stom?
4. Ik .....   (rennen) harder dan jij  .....    (rennen).
5. (houden).......  je broer ook van tennis?

Slide 27 - Slide

verleden tijd
1. De kat .....     (krabben) in ons oude huis de krullen de trap.
2. Samir .....     (maken) vorig jaar zijn huiswerk nooit op tijd.
3. (vinden) .....       jullie spelling vroeger ook zo stom?
4. Ik .....   (rennen) gisteren harder dan dat zij  .....    (rennen).
5. (houden).......  je broer eerst ook van tennis?

Slide 28 - Slide

door elkaar
1. Volgend jaar .....     (reizen) hij rond de wereld.
2. Met Kerst ....      (branden) wij altijd kaarsen.
3. Hij .....   (worden) morgen zestien jaar oud.
4. Als het sneeuwt, .....  (gaan) je zus niet naar buiten.
5. Wanneer .....   (aflopen) de komende vakantie .... ?

Slide 29 - Slide

nog een oefeningetje...
We gaan ons eigen sprookje schrijven, in de verleden tijd.

Er was eens...

Slide 30 - Slide

sprookje
Er was eens...
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.

Slide 31 - Slide

nog meer oefenen
1 Tijdens het toneelstuk .................... (gapen) veel toeschouwers voortdurend.
2 Mijn broer ................ (beweren) dat hij was gezakt voor zijn rijexamen door zijn kletsende rijinstructeur.
3 Gabriela .................. (frunniken) de hele tijd zenuwachtig aan haar knopen.

Slide 32 - Slide

en nog meer....
4 De chirurg ............ (opereren) voor de vijfde keer op deze dag.
5 Het smeltwater in het voorjaar ............... (leiden) tot veel overstromingen langs de rivieren.
6 De ceremoniemeester ............ (heten) alle gasten van harte welkom.

Slide 33 - Slide

welke regels kennen we nu?

Slide 34 - Slide

tijd over?
Blooket!

Slide 35 - Slide