Oorlog, crisis en dreiging: De Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis

Oorlog, crisis en dreiging: De Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis

Doel van de les

Aan het einde van deze les kun je de belangrijkste gebeurtenissen en oorzaken van de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis beschrijven en uitleggen.

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit wat de studenten aan het einde van de les moeten weten en begrijpen.

Wat weet jij al over de Eerste Wereldoorlog

Hoofdstuk 3: Oorlog en Crisis

Dit hoofdstuk gaat over oorlog, crisis en dreiging in de 20e eeuw. We concentreren ons op de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis.

Introduceer het onderwerp van de les en leg uit dat we ons zullen concentreren op de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis.

De Eerste Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog vond plaats van 1914 tot 1918. Het was een wereldwijde oorlog tussen de Geallieerden en de Centrale Mogendheden.

Geef een korte introductie over de Eerste Wereldoorlog en leg uit dat het een wereldwijde oorlog was.

Oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

De belangrijkste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog waren nationalisme, het beleid van militaire opbouw, economische en imperialistische rivaliteit en allianties tussen landen.

Leg de belangrijkste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog uit en vraag de studenten om voorbeelden te geven.

De Watercrisis

De Watercrisis is een wereldwijd probleem waarbij sommige regio's te maken hebben met watertekorten en andere regio's te maken hebben met overstromingen.

Introduceer de Watercrisis en leg uit wat het probleem is.

Water op aarde

Waterbedekking op aarde is ongeveer 71%. Het grootste deel van het water op aarde is zout water en slechts 2,5% is zoet water.

Geef informatie over de hoeveelheid water op aarde en de verdeling ervan.

Water in natte en droge gebieden

Natte gebieden hebben over het algemeen meer water dan ze nodig hebben, terwijl droge gebieden een tekort aan water hebben.

Leg uit hoe water anders verdeeld is in natte en droge gebieden en vraag de studenten om voorbeelden te geven.

Fascisme en nationalisme

Fascisme is een autoritaire politieke ideologie die wordt gekenmerkt door extreme nationalistische, autoritaire en antidemocratische opvattingen. Nationalisme is een politieke ideologie die de belangen van de eigen natie boven die van andere naties stelt.

Leg de begrippen fascisme en nationalisme uit en maak duidelijk wat het verschil is.

NSB

De NSB was een Nederlandse politieke partij die in de jaren 30 bekend stond om zijn fascistische ideologie en sympathieën met Nazi-Duitsland.

Geef informatie over de NSB en leg uit wat hun ideologie was.

Nazi

De nazi's waren de aanhangers van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij. Ze kwamen aan de macht in Duitsland in 1933 onder leiding van Adolf Hitler.

Geef informatie over de nazi's en leg uit wie ze waren en wat hun ideologie was.

Welvaart crisis en dreiging

Na de Eerste Wereldoorlog en tijdens de Watercrisis waren er veel economische problemen en politieke instabiliteit in Europa.

Leg uit hoe de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis hebben geleid tot economische problemen en politieke instabiliteit in Europa.

De invloed van de Eerste Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog had een enorme invloed op Europa en de wereld. Het leidde tot de val van monarchieën, de opkomst van nieuwe landen en veranderde de politieke en economische situatie in Europa.

Leg uit wat de invloed van de Eerste Wereldoorlog was op Europa en de wereld.

De invloed van de Watercrisis

De Watercrisis heeft een enorme invloed op landen en regio's over de hele wereld. Het heeft geleid tot conflicten over waterbronnen en heeft invloed op de landbouw en de economie.

Leg uit wat de invloed van de Watercrisis is op landen en regio's over de hele wereld.

Geallieerden en Centrale Mogendheden

De Geallieerden waren een coalitie van landen die tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten tegen de Centrale Mogendheden, die bestond uit Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Bulgarije.

Geef informatie over de Geallieerden en de Centrale Mogendheden en leg uit wie er in elke coalitie zat.

Allianties tijdens de Eerste Wereldoorlog

Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er verschillende allianties tussen landen. De belangrijkste waren de Triple Entente (VK, Frankrijk, Rusland) en de Centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië).

Leg uit wat de belangrijkste allianties waren tijdens de Eerste Wereldoorlog en welke landen erbij betrokken waren.

Verdrag van Versailles

Het Verdrag van Versailles was het vredesverdrag dat de Eerste Wereldoorlog beëindigde. Het werd ondertekend op 28 juni 1919 en had grote gevolgen voor Europa en de wereld.

Geef informatie over het Verdrag van Versailles en leg uit wat de gevolgen waren.

Waterbeheer

Waterbeheer is het proces van het beheren van de watercyclus. Dit omvat het beheer van watervoorraden, het voorkomen van overstromingen en droogte en het beschermen van ecosystemen en biodiversiteit.

Leg uit wat waterbeheer is en waarom het belangrijk is.

Oplossingen voor de Watercrisis

Er zijn verschillende oplossingen voor de Watercrisis, waaronder het verminderen van waterverbruik, het ontzilten van zeewater en het efficiënter gebruik van water in de landbouw.

Leg uit wat de mogelijke oplossingen zijn voor de Watercrisis en vraag de studenten om voorbeelden te geven.

Quiz

Test je kennis over de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis met deze quiz!

Organiseer een quiz om te testen of de studenten de belangrijkste informatie uit de les hebben begrepen.

Conclusie

We hebben geleerd over de belangrijkste gebeurtenissen en oorzaken van de Eerste Wereldoorlog en de Watercrisis. We hebben ook geleerd over de invloed van deze gebeurtenissen op Europa en de wereld.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en bevestig dat de studenten de doelstellingen van de les hebben bereikt.

Vervolgactiviteit

Schrijf een essay over de invloed van de Eerste Wereldoorlog op Europa en de wereld.

Geef de studenten een vervolgactiviteit om hen te helpen de belangrijkste concepten en ideeën uit de les te verwerken en te versterken.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.