De naam planeet is afkomstig van het Griekse woord voor zwerver. Wetenschappers in
de oudheid dachten dat planeten in feite ook sterren waren. Maar ze zagen dat ze
langzaam bewogen aan de nachthemel, daarom werden ze zwervers of dwaalsterren genoemd.
Dwergplaneten
Dwergplaneten lijken erg op planeten. Het grootste verschil is dat dwergplaneten hun
baan rondom de zon niet hebben weten schoon te vegen, daarvoor hadden ze door hun
kleine afmetingen waarschijnlijk te weinig zwaartekracht. Er bevinden zich vaak nog
vele andere objecten in de baan van dwergplaneten, soms ook andere dwergplaneten.
Banen van dwergplaneten kunnen behoorlijk afwijken van de schijf waarin de planeten
draaien. Hun afmetingen kunnen variëren van 500 tot 5000 kilometer. Er bevinden zich
voorbij Neptunus naar schatting enkele tientallen dwergplaneten. Astronomen kunnen
ze erg moeilijk zien, omdat ze klein zijn, ver weg staan en er weinig zonlicht op valt.
Planetoïden
Andere objecten die rond de zon draaien worden planetoïden genoemd. Planetoïden
zijn meestal niet rond. Hun zwaartekracht is niet groot genoeg om het object rond te
maken. De grootste planetoïden zijn meer dan 1000 kilometer in doorsnee. De kleinste
planetoïden zijn zo groot als stofdeeltjes. Hun baan is niet stabiel en regelmatig vallen
er planetoïden als vallende sterren op aarde.
Volgens de wet van Titius-Bode zou er ook een planeet tussen Mars en Jupiter moeten
zijn. Die is er niet, maar in plaats daarvan bevindt er zich een planetoïdengordel met
op zijn minst tienduizenden planetoïden. Men denkt dat de sterke zwaartekracht van
Jupiter voorkomt dat de planetoïden samenklonteren tot een planeet.
Overige delen van het zonnestelsel
In een zone voorbij de laatste planeet Neptunus tot ongeveer tweemaal de afstand
Zon-Neptunus bevindt zich een tweede zone met vele planetoïden. Deze regio wordt
de Kuipergordel genoemd. Er zijn naar schatting ruim 100.000 objecten die groter zijn
dan 100 kilometer in doorsnee, waaronder ook enkele dwergplaneten, zoals Pluto.
Ver voorbij de Kuipergordel bevindt zich een gebied dat de Oortwolk wordt genoemd.
Astronomen vermoeden dat zich hier ontelbare komeetachtige objecten ophouden, ze
zijn echter zo ver weg dat ze (nog) niet waargenomen kunnen worden. De Oortwolk
strekt zich uit tot meer dan duizend maal de afstand Zon-Neptunus. Als andere sterren
ook zo’n wolk zouden hebben, dan is het goed mogelijk dat deze wolken elkaar aan de
buitenranden overlappen en dat ze objecten uitwisselen. Vermoed wordt dat de kometen die zich in deze wolk ophouden af en toe ons zonnestelsel kunnen binnendringen.