WAT: Schrijven over je huis en je kamer
In de komende tijd werk je aan de volgende leerdoelen:
1. Ik kan zeggen in wat voor huis ik woon.
2. Ik kan mijn huis en mijn kamer beschrijven.(Sprachmittel + Lernlisten Kapitel 7).
Let bij alle onderdelen op de volgende punten:
1. Heb ik op hoofdletters gelet?
2. Heb ik op leestekens gelet?
3. Heb ik alle werkwoordsvormen goed gevormd?
4. Heb ik op het geslacht van ZN gelet? (der/die/das, ein/eine, mein/meine, enz.)
Kijk mee naar de opdracht (classroom)