Basisvocabulaire
1 / 29
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Juli
A
juin
B
juillet
C
julliet
Slide 5 - Quiz
Augustus
A
août
B
auguste
C
augustus
Slide 6 - Quiz
De zomer
A
l’hiver
B
l’automne
C
les printemps
D
l’été
Slide 7 - Quiz
De winter
A
l’hiver
B
l’automne
C
les printemps
Slide 8 - Quiz
Dinsdag
A
lundi
B
mardi
C
mercredi
D
jeudi
Slide 9 - Quiz
Vrijdag
A
mercredi
B
jeudi
C
vendredi
D
samedi
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
De woonkamer
Slide 13 - Open question
Het dak
Slide 14 - Open question
De slaapkamer
Slide 15 - Open question
De klok
Slide 16 - Open question
Het kussen
Slide 17 - Open question
Het bed
Slide 18 - Open question
Het bad
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Slide
De vork
Slide 21 - Open question
De lolly
Slide 22 - Open question
Het glas
Slide 23 - Open question
In de uitspraak kan [ver] het volgende betekenen
A
glas
B
worm
C
richting
D
vers
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Noteer de naam van het lichaamsdeel en zet de Franse vertaling erachter.
