This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
feedback reading
Slide 1 - Slide
Unit Babel
Slide 2 - Slide
wat doen we vandaag?
Grades for listening
Catch up Ananya and Beatrice vrijdag
Oefenen met omschrijvingen geven
uitdrukkingen en spreekwoorden
22 nov Writing paper 1!!
Vrijdag past paper oefenen
Slide 3 - Slide
lesdoel
Ik weet hoe ik een omschrijving moet geven.
Ik begrijp wat een uitdrukking is.
Ik begrijp wat een spreekwoord is.
Slide 4 - Slide
tekst A
Eerste vraag-het woord omschrijving/description
(command term in MYP)
een omschrijving geven van iets
Hoe doe je dat?
Het is meer dan 1 woord, het is een zin. Of 2 zinnen. Of een hoofd-en bijzin.
Slide 5 - Slide
Oefenen
Geef een omschrijving voor....
Sint Maarten (vandaag!)
de hersenen
boodschappen doen
Slide 6 - Slide
Geef een omschrijving van deze foto (hoofd- en bijzin of 2 korte zinnen)
Slide 7 - Open question
Uitdrukkingen
Vraag 17 in het reading assessment
De term uitdrukking is heel algemeen (general). Het is een overkoepelend begrip voor alle vaste verbindingen met een figuurlijke (not literal) betekenis.
Een spreekwoord is (vrijwel) onveranderlijk. Je gebruikt dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde. Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. Het werkwoord staat in de tegenwoordige tijd (als dat er is).
Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het in de wereld ("that's the way it is"). Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, en ‘Oost west, thuis best.’
Slide 9 - Slide
Spreekwoorden en uitdrukkingen Quiz
Slide 10 - Slide
De appel valt niet ver van de boom.
A
de appel is rot en valt dichtbij de boomstam
B
kinderen lijken op hun vader of moeder
C
kinderen lijken op hun vrienden
D
de appels zijn rijp om te plukken
Slide 11 - Quiz
Een goed begin is het halve werk.
A
half werk is beter dan geen werk
B
of je nu goed of slecht begint het komt vanzelf goed
C
als je goed begint heb je meer kans op succes
D
beter lui dan moe
Slide 12 - Quiz
Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
A
als je een paard krijgt is het niet verstandig om in zijn mond te kijken
B
je mag niet klagen over iets dat je gratis krijgt
C
als je een paard krijgt moet je die goed verzorgen
Slide 13 - Quiz
Een uitdrukking
Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
vogel
Slide 14 - Quiz
woordenschat: Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?
A
gezegde
B
synoniem
C
definitie
Slide 15 - Quiz
Wat betekent de uitdrukking Je ziet er bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat je er niet verdrietig uitziet
Slide 16 - Quiz
een uitdrukking Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
wind
C
lucht
Slide 17 - Quiz
woordenschat Wat is een ander woord voor "realistisch"?
A
vreemd
B
echt
C
fake
Slide 18 - Quiz
woordenschat Wat is een ander woord voor "kosteloos"?