T4Natuurkunde 10.1

T4Natuurkunde 10.1
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

T4Natuurkunde 10.1

Slide 1 - Slide

H10.1 Soorten krachten
10.1.1 Je kunt beschrijven welke effecten krachten op een voorwerp kunnen hebben.
10.1.2 Je kunt de grootte van een kracht met een geschikte krachtmeter meten.
10.1.3 Je kunt een kracht tekenen als een vector, volgens een gegeven krachtenschaal.
10.1.4 Je kunt de krachten benoemen die in een gegeven situatie op een voorwerp werken.
10.1.5 Je kunt de zwaartekracht berekenen die op een voorwerp werkt.

10.1.6 Je kunt beredeneren of twee magnetische voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.
10.1.7 Je kunt beredeneren of twee elektrisch geladen voorwerpen elkaar aantrekken of afstoten.

Slide 2 - Slide

Effecten & gevolgen van krachten
  • De grootte van de snelheid verandert.
  • De richting van de snelheid verandert.
  • De vorm van een voorwerp verandert

Slide 3 - Slide

Afkorting van kracht
In de natuurkunde gebruiken we "F" voor kracht (force)

dus zwaartekracht is:
Fz

Slide 4 - Slide

Krachten meten

Slide 5 - Slide

Soorten krachten
  • Zwaartekracht        (Fz)
  • Spierkracht              (Fs)
  • Veerkracht                (Fv)
  • Wrijvingskracht      (Fw)
  • Spankracht               (Fspan)
  • Elektrische kracht  (Fel) 
  • Magnetiche kracht (Fmagn) 

Slide 6 - Slide

Zwaartekracht berekenen
Fz = m · g


  • Fz de zwaartekracht op het voorwerp in newton (N); 
  • m de massa van het voorwerp in kilogram (kg);
  • g de zwaartekracht per massa-eenheid in newton per kilogram (N/kg).

Slide 7 - Slide

Bereken de kracht
Jannes wil een doos optillen. Deze doos heeft een massa van 19,6 kilogram. 

Bereken de minimale kracht die Jannes moet leveren om deze doos in de lucht te krijgen. 

timer
2:30

Slide 8 - Slide

Magnetische kracht
  • Twee polen
  • Noord en zuidpool
  • Opposites attract
  • Veldlijnen



Slide 9 - Slide

Elektrische kracht

Slide 10 - Slide

Krachten tekenen (vector)
Drie eigenschappen belangrijk:

  • Het aangrijpingspunt: een punt van het voorwerp   waarop de kracht werkt. 
  • De richting: een kracht heeft altijd een richting. Werkt de   kracht naar links, naar rechts, boven of onder? 
  • De grootte: hoe groter de kracht des te groter de vector

Slide 11 - Slide

Krachtenpijl
A: Richting
B: Aangrijpingspunt
C: Grootte

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Lees eerst de paragraaf zelf opnieuw door. 
Ga daarna aan de slag met de volgende opdrachten:
1 tot en met 11. 

Ben je hiermee klaar? 
Dan kun je paragraaf 2 inlezen of de test jezelf van paragraaf 1 online maken

Slide 13 - Slide