3.5 - woorden oefenen2

Woorden 3.5

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woorden 3.5

Slide 1 - Slide

Deze les

  • 10 min. leren 20 woorden/begrippen
  • Oefenen 20 nieuwe woorden/begrippen

Slide 2 - Slide

Leren

3.5 Woorden    blz.  37


  • woord   -  betekenis
  • betekenis - woord
  • juiste woord in zin kunnen zetten
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Oefenen: woord - betekenis

Je leest het moeilijke woord.


Jij typt de betekenis.



Slide 4 - Slide

Wat is de betekenis van ...
1. een oordeel vellen

Slide 5 - Open question

Wat is de betekenis van ...
2. persoonlijkheid

Slide 6 - Open question

Oefenen: betekenis - woord

Je leest de betekenis. 


Jij typt het moeilijke woord.

Slide 7 - Slide

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
3. iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is
timer
0:20

Slide 8 - Open question

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
4. bewijzen wie je bent met officiele papieren
timer
0:20

Slide 9 - Open question

Welk woord hoort bij deze omschrijving?
5. het tonen van je gevoelens
timer
0:20

Slide 10 - Open question

Meerkeuzevragen

Slide 11 - Slide

Wat is de betekenis van het woord?
6. een buitenbeentje zijn

A
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving
B
al heel snel een oordeel over iemand hebben
C
met betrekking tot de maatschappij
D
wat belangrijk voor je is

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
7. de waarde

A
uitwerking hebben op iets of iemand
B
de manier waarop een groep mensen leeft
C
wat belangrijk voor je is
D
de manier waarop iemand denkt.

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
8. generaliseren

A
bewijzen wie je bent met officiële papieren
B
zeggen dat iets voor veel mensen of dingen geldt, algemeen maken
C
niet luisteren naar negatieve dingen die mensen over je zeggen of denken
D
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van?
9. het imago

A
niet met iemand omgaan
B
het beeld dat mensen hebben van iets of iemand
C
bewijzen wie je bent met officiële papieren
D
op grond van één voorbeeld een heleboel anderen gevallen hetzelfde beoordelen

Slide 15 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
10. identificeren

A
bewijzen wie je bent met officiële papieren
B
aanvaarden, goed vinden
C
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders
D
op grond van één voorbeeld een heleboel andere gevallen hetzelfde beoordelen

Slide 16 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
11. de schaamte

A
mening geven
B
heel snel een oordeel over iemand hebben
C
vervelend gevoel omdat je zou willen dat je anders gehandeld had
D
alles goed vinden

Slide 17 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
12. de norm

A
wat belangrijk voor je is
B
de uitwerking op iets of iemand, het effect
C
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets
D
de regel waar mensen zich aan moeten houden

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van de uitdrukking?
13. in een hokje stoppen

A
iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is
B
heel snel een oordeel over iemand hebben
C
niet met iemand omgaan, iemand negeren
D
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
14. de invloed

A
de uitwerking op iets of iemand, het effect
B
de manier waarop iemand denkt en doet, het karakter
C
met gevoel voor de mensen om je heen
D
de manier waarop een groep mensen leeft

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord?
15. de doelgroep

A
de groep mensen waarvoor iets bestemd is
B
bewijzen wie je bent met officiële papieren
C
in je gedachten dingen in verband brengen met iets anders
D
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets

Slide 21 - Quiz

Het juiste woord kiezen

Slide 22 - Slide

16. Als je op straat wordt aangehouden, dan moet je je kunnen ....
A
identificeren
B
generaliseren
C
normaliseren
D
constateren

Slide 23 - Quiz

17. Ook al heb ik een keer een geheim doorverteld, je moet niet meteen ...... over mij
A
identificeren
B
generaliseren
C
een oordeel vellen
D
normaliseren

Slide 24 - Quiz

18. Influencers hebben een grote ... op jongeren.
A
associatie
B
waarde
C
invloed
D
cultuur

Slide 25 - Quiz

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 26 - Slide