This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H6.2 LDR & NTC uitwerking
Slide 1 - Slide
19 Een automatische schakeling bestaat uit drie delen: een actuator, een verwerker en een sensor. a Welk van deze drie geeft informatie door over de omgeving
A
de actuator
B
de verwerker
C
de sensor
D
geen van de drie
Slide 2 - Quiz
19 Een automatische schakeling bestaat uit drie delen: een actuator, een verwerker en een sensor. b Welk van deze drie geeft een signaal dat er iets moet gebeuren?
A
de actuator
B
de verwerker
C
de sensor
D
geen van de drie
Slide 3 - Quiz
19 Een automatische schakeling bestaat uit drie delen: een actuator, een verwerker en een sensor. c Welk van deze drie doet iets wat nuttig is voor de eigenaar van de schakeling?
A
de actuator
B
de verwerker
C
de sensor
D
geen van de drie
Slide 4 - Quiz
20 Sommige buitenlampen gaan automatisch aan als er iemand in de buurt komt. Welke sensor wordt hiervoor gebruikt en waar is die sensor gevoelig voor? de sensor: gevoelig voor:
A
warmtesensor infrarode straling
B
warmtesensor ultraviolette straling
C
lichtsensor infrarode straling
D
lichtsensor ultraviolette straling
Slide 5 - Quiz
21 Een LDR is een veelgebruikt soort sensor. Een LDR is gevoelig voor veranderingen in:
A
de luchtvochtigheid
B
de temperatuur
C
de hoeveelheid licht
D
licht en temperatuur
Slide 6 - Quiz
22 Een andere sensor is een NTC Een NTC is gevoelig voor veranderingen in:
A
de luchtvochtigheid
B
de temperatuur
C
de hoeveelheid licht
D
licht en temperatuur
Slide 7 - Quiz
23 Een NTC heeft bij een temperatuur van 20 °C een waarde van 250 Ω. Wat gebeurt er met de weerstandswaarde van deze NTC als de temperatuur stijgt tot 40 °C? De weerstandswaarde van de NTC:
A
blijft dan gelijk
B
wordt groter
C
wordt kleiner
Slide 8 - Quiz
24 Een LDR heeft bij een temperatuur van 20 °C een waarde van 250 Ω. Wat gebeurt er met de weerstandswaarde van deze LDR als de zon ondergaat aan het eind van de dag? De weerstandswaarde van de LDR:
A
blijft dan gelijk
B
wordt groter
C
wordt kleiner
Slide 9 - Quiz
25 Een NTC wordt vaak in serie geschakeld met een gewoon weerstandje. Waarom gebeurt dit?
A
om ervoor te zorgen dat de NTC op temperatuur blijft
B
om te voorkomen dat de NTC te koud wordt en niet goed meer werkt
C
om te voorkomen dat de NTC te heet wordt en doorbrandt
D
om een reden die niets te maken heeft met de temperatuur
Slide 10 - Quiz
26 Vul in: a De afkorting NTC staat voor........................ . b Je kunt een NTC gebruiken als ...........r sensor. c De afkorting LDR staat voor .................. . d Je kunt een LDR gebruiken als .............sensor.
Slide 11 - Open question
27 De deuren van een supermarkt worden bediend met een automatische schakeling. a Wat moet de sensor in deze schakeling waarnemen? b Wat moet de actuator in deze schakeling doen?
Slide 12 - Open question
28 Welke sensor moet je gebruiken in een automatische schakeling die ervoor moet zorgen dat: a de temperatuur in een koelkast niet te hoog wordt? b een inbraakalarm afgaat als een inbreker door een smalle lichtbundel loopt? c het water in een tropisch aquarium goed op temperatuur blijft? d een buitenlamp aangaat als het donker wordt?
Slide 13 - Open question
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. a Zolang de NTC onder het vloeistofoppervlak blijft, wordt hij door de benzine gekoeld. Dan: – is de temperatuur van de NTC
A
hoog.
B
laag.
Slide 14 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. a Zolang de NTC onder het vloeistofoppervlak blijft, wordt hij door de benzine gekoeld. Dan: –– is de weerstand van de NTC
A
groot.
B
klein.
Slide 15 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. a Zolang de NTC onder het vloeistofoppervlak blijft, wordt hij door de benzine gekoeld. Dan: – is de stroomsterkte door de NTC
A
groot.
B
klein.
Slide 16 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. a Zolang de NTC onder het vloeistofoppervlak blijft, wordt hij door de benzine gekoeld. Dan: – brandt het lampje
A
wel.
B
niet.
Slide 17 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. a Zolang de NTC onder het vloeistofoppervlak blijft, wordt hij door de benzine gekoeld. Dan: – is de temperatuur van de NTC
A
hoog.
B
laag.
Slide 18 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. b Als de tank bijna leeg is, wordt de NTC niet langer door de benzine gekoeld. Dan: – is de weerstand van de NTC
A
groot.
B
klein.
Slide 19 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. b Als de tank bijna leeg is, wordt de NTC niet langer door de benzine gekoeld. Dan: – is de stroomsterkte van de NTC
A
groot.
B
klein.
Slide 20 - Quiz
29 De NTC in figuur 6 zit onder in de benzinetank van een auto. De stroom die door de NTC loopt, kan de NTC opwarmen. Streep door wat fout is. b Als de tank bijna leeg is, wordt de NTC niet langer door de benzine gekoeld. Dan: – brandt het lampje
A
wel.
B
niet.
Slide 21 - Quiz
c Het lampje zit op het dashboard.
Wat weet de automobilist, als het lampje gaat branden?
Slide 22 - Open question
30 Je kunt een LDR gebruiken als sensor in een lichtsterktemeter. In figuur 7 zie je het schakelschema van zo’n lichtsterktemeter.
Streep door wat fout is.
a Als er weinig licht op de LDR valt:
– is de weerstand van de LDR
A
groot
B
klein
Slide 23 - Quiz
30 Je kunt een LDR gebruiken als sensor in een lichtsterktemeter. In figuur 7 zie je het schakelschema van zo’n lichtsterktemeter.
Streep door wat fout is.
a Als er weinig licht op de LDR valt:
– is de stroomsterkte van de LDR
A
groot
B
klein
Slide 24 - Quiz
30 Je kunt een LDR gebruiken als sensor in een lichtsterktemeter. In figuur 7 zie je het schakelschema van zo’n lichtsterktemeter.
Streep door wat fout is.
a Als er weinig licht op de LDR valt:
– slaat de meter ......
A
bijna niet
B
ver uit.
Slide 25 - Quiz
Egbert en Rik hebben de lichtsterktemeter van vraag 30 gebouwd. De batterij levert een spanning van 3,0 V. Ze meten de lichtsterkte in de felle zon. De stroomsterkte door de meter is dan 0,22 A. a Bereken hoe groot de weerstand van de LDR op dat moment is.
Slide 26 - Open question
Egbert en Rik hebben de lichtsterktemeter van vraag 30 gebouwd. De batterij levert een spanning van 3,0 V. Ze meten de lichtsterkte in de felle zon. De stroomsterkte door de meter is dan 0,22 A. b Later op de dag meten ze de lichtsterkte opnieuw. De stroomsterkte is dan nog maar 0,1 A. Bereken hoe groot de weerstand van de LDR op dat moment is.
Slide 27 - Open question
Egbert en Rik hebben de lichtsterktemeter van vraag 30 gebouwd. De batterij levert een spanning van 3,0 V. Ze meten de lichtsterkte in de felle zon. De stroomsterkte door de meter is dan 0,22 A. c Hoe kun je de toename van de weerstand van de LDR verklaren? Dat kan bijvoorbeeld komen doordat