Grammaticale begrippen: Voegwoorden en zinsdelen

Grammaticale begrippen: Voegwoorden en zinsdelen
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammaticale begrippen: Voegwoorden en zinsdelen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een voegwoord is. Aan het einde van de les kun je voegwoorden in zinnen toepassen. Aan het einde van de les kun je een naamwoordelijk gezegde herkennen. Aan het einde van de les weet je wat een dubbelverbonden bepaling (dvb) is. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een voorzetselvoorwerp (vzv) is.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over voegwoorden en zinsdelen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Definitie en functie van voegwoorden
Voegwoord: een woord dat dient om zinnen of zinsdelen te verbinden

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Toepassing van voegwoorden in zinnen
Naamwoordelijk gezegde: een gezegde dat bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Herkenning van het naamwoordelijk gezegde
Dubbelverbonden bepaling (dvb): een zinsdeel dat tegelijkertijd twee verschillende grammaticale functies vervult

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Betekenis en identificatie van dubbelverbonden bepalingen (dvb)
Voorzetselvoorwerp (vzv): een zinsdeel dat begint met een voorzetsel en dat functioneert als een object in de zin, verbonden met een specifiek werkwoord

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Definitie en voorbeelden van voorzetselvoorwerpen (vzv)
Voegwoord: een woord dat dient om zinnen of zinsdelen te verbinden. Naamwoordelijk gezegde: een gezegde dat bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel. Dubbelverbonden bepaling (dvb): een zinsdeel dat tegelijkertijd twee verschillende grammaticale functies vervult. Voorzetselvoorwerp (vzv): een zinsdeel dat begint met een voorzetsel en dat functioneert als een object in de zin, verbonden met een specifiek werkwoord.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.