H1 Landschappen - HT2

Is dit een natuurlandschap of een ingericht landschap?
A
Een natuurlandschap
B
Een ingericht landschap
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Is dit een natuurlandschap of een ingericht landschap?
A
Een natuurlandschap
B
Een ingericht landschap

Slide 1 - Quiz

Jong gebergte herken je aan:
A
Hoge scherpe toppen, diepe dalen
B
Lage afgesleten toppen
C
veel bos en groene beplanting
D
lager dan 500 meter

Slide 2 - Quiz

Wat voor gebergte zie je?
A
Gewoon een berg
B
Een oud gebergte
C
Een jong gebergte
D
Ik heb geen idee

Slide 3 - Quiz

Gebergten ontstaan door....
A
Vulkaanuitbarstingen
B
twee aardplaten die langs elkaar gaan
C
twee aardplaten die tegen elkaar botsen
D
twee aardplaten die uit elkaar gaan

Slide 4 - Quiz

Oude gebergte zijn
A
Puntig met diepe dalen
B
Rond met diepe dalen
C
Rond met ondiepe dalen
D
Puntig met ondiepe dalen

Slide 5 - Quiz

Hoe ontstaat een laagvlakte?
A
Door de rivieren vanuit de bergen
B
Door overstromingen
C
Door landbouw
D
Door het regenwater

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen verwering en erosie?
A
Bij verwering slijt gesteente af, bij erosie valt het uit elkaar.
B
Verwering gebeurt 's nachts en erosie vooral in de zomer.
C
Verwering is ouder dan nieuwer en erosie ook.
D
Bij erosie slijt gesteente af, bij verwering valt het uit elkaar.

Slide 7 - Quiz

Wat is reliëf?
A
Verschillende gletsjers
B
Stroomsnelheden van de rivier
C
Hoogteverschillen in het landschap
D
Afschuren van gesteenten

Slide 8 - Quiz

Verwering bestaat uit chemische verwering en mechanische verwering. Wat is er nodig voor chemische verwering?
A
Hoge temperaturen
B
Zure gassen in de lucht zoals CO2
C
Zacht gesteente
D
Harde wind

Slide 9 - Quiz

Als het water in een steen bevriest en de steen splijt is er sprake van:
A
Verwering
B
Erosie

Slide 10 - Quiz

De afbeelding hiernaast is een voorbeeld van...
A
chemische verwering
B
mechanische verwering

Slide 11 - Quiz

Waar is de stroomsnelheid het hoogst?
A
Bovenloop
B
Benedenloop

Slide 12 - Quiz

Waar vindt de meeste sedimentatie plaats?
A
Bovenloop
B
Benedenloop

Slide 13 - Quiz

Waarom vervoeren rivieren in de middenloop en benedenloop meer water dan in de bovenloop?
A
Er zijn zijrivieren bijgekomen
B
Daar regent het meer
C
Daar is het stijler
D
Daar is meer sedimentatie

Slide 14 - Quiz

Waar is er voornamelijk sprake van verwering?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 15 - Quiz

Welk deel
van de rivier
is dit?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 16 - Quiz

Welk rijtje past het beste bij Hoog Nederland?
A
stuwwallen – terpen – polders – bossen
B
terpen – dijken – duinen – polders
C
heide – bossen – dijken – gemaal
D
zwerfstenen – bossen – stuwwallen – heide

Slide 17 - Quiz

Het Nederlandse landschap bestaat uit:
Hoog-Nederland
Laag-Nederland
Welke letter geeft Hoog-Nederland aan?

A
A
B
B

Slide 18 - Quiz

Wat is hoog-Nederland?
A
Het deel van Nederland dat LAGER dan de zeespiegel ligt.
B
Het deel van Nederland dat HOGER dan de zeespiegel ligt.

Slide 19 - Quiz

Wat zijn stuwwallen?
A
Heuvels omhoog geduwd door het ijs.
B
Gebied tussen de rivier en de hoge dijken.
C
Kringen onder je ogen
D
Door de mens gemaakte woonheuvels.

Slide 20 - Quiz


Hoe zijn stuwwallen ontstaan?

A
In de tijd van de jagers en verzamelaars door de co2 uitstoot
B
In de tijd van de extreme kou door de oerknal
C
In de ijstijd door de stuwing van meters hoge ijsmassa's
D
In de ijstijd ijsmassa's vanuit Spanje

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we de keien die hier achtergelaten zijn door het ijs?
A
Grind
B
Zwerfstenen
C
Stuwwallen

Slide 22 - Quiz

Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk land in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen stuk land in de omgeving

Slide 23 - Quiz

Wat is veen?
A
Natte grondsoort die bestaat uit afgestorven plantenresten
B
Laaggelegen deel van het rivierengebied
C
Het inzakken van de grond door opdroging van klein en veen en verrotting van veen.
D
Een drooggemaakt meer of stuk van de zee

Slide 24 - Quiz

Wat werd er eerder aangelegd?
A
dijken
B
polders
C
terpen

Slide 25 - Quiz

In het landschap hebben we op verschillende plekken terpen.

Hoe zijn terpen ontstaan?
A
door sedimentatie van sediment uit stilstaand zeewater.
B
door het inpolderen van gebieden die erg nat waren.
C
door het maken van heuvels bestaande uit mest, klei en afval.
D
door de laatste ijstijd.

Slide 26 - Quiz

Hier zie je een Waddenzee dijk. Welke bewering klopt?
A
Het landschap links ligt lager dan rechts
B
Rechts van de dijk is de buitendijkse kant
C
Links van de dijk is de buitendijkse kant
D
Rechts is geen polder

Slide 27 - Quiz