Bijvoeglijk naamwoord bk lj 2

Par. 3 Bijvoeglijk naamwoord
Blz. 202 -203
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Par. 3 Bijvoeglijk naamwoord
Blz. 202 -203

Slide 1 - Slide

Vandaag 

  • Herhalen zelfstandig naamwoord, lidwoord vorige les
  • Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen 
  • Uitleg stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
  • Werken aan opdrachten 



Slide 2 - Slide

Lesdoel

  • Je kunt een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord herkennen blz. 202-203


Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
  • Rondje zelfstandig naamwoorden

Slide 4 - Slide

Ik weet nu al wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Vul hier jouw zelfstandig naamwoord in
met daarbij een passend bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Mind map

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 9 - Quiz

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
oude
B
berg
C
staat
D
huis

Slide 10 - Quiz

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring


Uitzondering: Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.
De tas is van plastic.
Het is een plastic tas. Dus geen plasticEN tas. 

    Slide 11 - Slide

    Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Lieve, drukke, mooi
    B
    Ijzeren, gouden, wollen

    Slide 12 - Quiz

    1. Een gouden kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 13 - Quiz

    Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Thuis en dak
    B
    Eiken en rieten
    C
    hebben en tafel

    Slide 14 - Quiz

    Maakwerk

    Opdracht: 1,2,3,4 
    (15 min werktijd)
    Daarna nakijken.
    timer
    15:00

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Video