dinsdag 31 augustus
1 / 41
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Welke zin gebruik jij in ieder geval als je het grapje wilt uitleggen?
A
De bakker en de mevrouw hebben allebei rare, blonde haren
B
De bakker geeft een heel brood dat voor de helft gesneden is.
C
De mevrouw heeft een groene jurk met bloemetjes aan.
D
De bakker heeft een wit schort voor en kijkt wat onnozel uit zijn ogen.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Link
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Wat is het onderwerp van tekst 1?
Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Artsen zonder Grenzen
B
medische hulp
C
team van journalisten
Slide 9 - Quiz
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Wat zal de schrijver in de rest van tekst 1 over het onderwerp gaan zeggen?
Wat zal de schrijver in de rest van tekst 1 over het onderwerp gaan zeggen?
A
Hij zal uitleggen wat het werk van Artsen zonder Grenzen inhoudt
B
Hij zal uitleggen welke gebieden in de wereld momenteel onveilig zijn
Slide 10 - Quiz
Lees tekst 1. Het is de inleiding van een langere tekst.
Selecteer de belangrijkste zin in tekst 1
Selecteer de belangrijkste zin in tekst 1
A
Hulporganisatie Artsen zonder Grenzen biedt wereldwijd medische hulp aan slachtoffers van oorlogen en natuurrampen.
B
De medewerkers van Artsen zonder Grenzen moeten hun werk vaak in onveilige gebieden uitvoeren
C
Om een goed beeld te krijgen van wat het werk van Artsen zonder Grenzen precies inhoudt, heeft een team van journalisten meerdere gebieden bezocht waar Artsen zonder Grenzen actief is
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Welke voorwerpen zijn wel toegestaan tijdens het festival?
A
Hoed
B
Aansteker
C
Hond
D
Zonnebril
Slide 14 - Quiz
Wat kun je in deze bus doen?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Welke 2 soorten regels zijn er?
Slide 29 - Open question
Je wacht tot een verkeerslicht groen wordt.
A
gedragsregel
B
wet
Slide 30 - Quiz
Je sluit bij de kassa achter in de rij aan
A
gedragsregel
B
wet
Slide 31 - Quiz
Je houdt je aan de 1,5 meter afstand
A
gedragsregel
B
wet
Slide 32 - Quiz
Als je werkt betaal je belasting
A
gedragsregel
B
wet
Slide 33 - Quiz
Je zegt dankjewel tegen een collega die op het werk voor je in wil vallen.
A
gedragsregel
B
wet
