Quiz Kapitel 1 en 2

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Herhaling Kapitel 1 en 2

Stel jezelf voor in het Duits
Ik heet..../Ik ben......

Schrijf in het Duits waar je woont
Ik woon in........

ich

du

er / es / sie

wir

ihr

sie / Sie

ik

jij

hij

wij

jullie

zij / u

het

zij

het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

ich

du

er / es / sie

wir

ihr

sie / Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Hoe maak je de stam van een werkwoord (in het Duits)?

1. het hele werkwoord + t
2. de hij vorm
3. het hele werkwoord
4. het hele werkwoord -en of -n

ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

er (kommen)

1. komt
2. kommt
3. kommst
4. kommen

ich (hören)

1. hort
2. höre
3. horst
4. horen

ihr (kaufen)

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

du (besuchen)

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Vertaal: Mädchen

Vertaal: Eltern

Vertaal: schön

Vertaal: Zimmer

Vertaal: wichtig

Vertaal: auch

Vertaal: groß

Vertaal: aber

Vertaal: Spaß

Vertaal: Hausaufgaben

Vertaal: langweilig

Vertaal: heute