What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
herhaling grammatica ch 1
TEST
BRON C (bezittelijk voornaamwoord)
BRON G ( ww op -mir -tir- vir)
BRON I (-ir -re en -er / wederkerende ww)
1 / 47
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
47 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
TEST
BRON C (bezittelijk voornaamwoord)
BRON G ( ww op -mir -tir- vir)
BRON I (-ir -re en -er / wederkerende ww)
Slide 1 - Slide
Het bezittelijk voornaamwoord.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is.
De vorm hangt dus af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Slide 2 - Slide
Ken je het schema nog?
m.ev
vr.ev
meerv.
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn/haar
son
sa
ses
ons/onze
notre
notre
nos
jullie/uw
votre
votre
vos
hun
leur
leur
leurs
Slide 3 - Slide
Let op:
Ma, ta, sa
worden
mon, ton, son
voor een
vrouwelijk woord dat in het enkelvoud staat en begint met een
klinker of stomme h.!!
Slide 4 - Slide
Vul het bezitt. vnw in:
(jouw) soeur
A
ton
B
ta
C
tes
D
sa
Slide 5 - Quiz
(ons) maison
A
notre
B
votre
C
nos
D
vos
Slide 6 - Quiz
(hun) livres
A
notre
B
ses
C
leur
D
leurs
Slide 7 - Quiz
(mijn) frère
A
mon
B
ma
C
mes
D
son
Slide 8 - Quiz
(uw) filles
A
notre
B
votre
C
nos
D
vos
Slide 9 - Quiz
(zijn) moeder
A
son
B
sa
C
ses
D
ma
Slide 10 - Quiz
(jouw) amie
A
ton
B
ta
C
tes
D
son
Slide 11 - Quiz
(haar) père
A
son
B
sa
C
ses
D
ton
Slide 12 - Quiz
m. ev
vr. ev
m. mv
vr. mv
de mijne
le mien
la mienne
les miens
les miennes
de jouwe
le tien
la tienne
les tiens
les tiennes
die van hem/haar
le sien
la sienne
les siens
les siennes
Slide 13 - Slide
En voor 3V nog dit:
Een bezittelijk voornaamwoord kan ook zelfstandig worden gebruikt, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.
Is dat jouw hond? Nee, dat is de mijne.
Slide 14 - Slide
C'est ton chat? Non, c'est (de mijne)
A
le mien
B
la mienne
C
les miens
D
les miennes
Slide 15 - Quiz
Ce sont ses livres? Non, ce sont (de jouwe)
A
le tien
B
la tienne
C
les tiens
D
les tiennes
Slide 16 - Quiz
C'est ta montre? Non, c'est (die van haar)
A
le sien
B
la sienne
C
les siens
D
les siennes
Slide 17 - Quiz
BRON G
ONREGELMATIGE WW op -mir -tir en -vir
Slide 18 - Slide
Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
Je (dormir, présent) dans mon lit.
Slide 19 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm:
Les enfants (sentir, présent) les fleurs.
Slide 20 - Open question
Ma mère (dormir, passé composé) toute la journée.
Slide 21 - Open question
Hier, vous (sortir (v, mv), passé composé)?
Slide 22 - Open question
Nous (servir, passé composé) le repas.
Slide 23 - Open question
Ils (partir, passé composé) en France.
Slide 24 - Open question
Mireille (dormir, imparfait) pendant le cours.
Slide 25 - Open question
Tu (servir, imparfait) les bonbons?
Slide 26 - Open question
Est-ce qu'on (partir, futur simple) en Allemagne l'année prochaine?
Slide 27 - Open question
BRON I ch 1 p.16
Slide 28 - Slide
Les verbes réguliers
Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:
verbes en
-er
verbes en
-re
verbes en
-ir
Tip: houd blz. 16 (bron I) er bij!
Slide 29 - Slide
De stam maken
De stam maak je voor alle drie de groepen op dezelfde manier:
je haalt de laatste twee letters van het werkwoord weg.
donner - er = donn
finir - ir = fin
vendre - re = vend
Slide 30 - Slide
Uitgangen toevoegen
Als je de stam hebt gemaakt, zet je de juiste uitgang erachter. De uitgangen zijn per groep anders.
-ER
-IR
-RE
je e is s
tu es is s
il/elle/on e it -
nous ons issons ons
vous ez issez ez
ils/elles ent issent ent
Slide 31 - Slide
Verbes réguliers présent
PARLER
Je parl
e
Tu parl
es
Il parl
e
Elle parl
e
On parl
e
Nous parl
ons
Vous parl
ez
Ils parl
ent
Elles parl
ent
J'ai parl
é
VENDRE
Je vend
s
Tu vend
s
Il vend
Elle vend
On vend
Nous vend
ons
Vous vend
ez
Ils vend
ent
Elles vend
ent
J' ai vend
u
FINIR
Je fin
is
Tu fin
is
Il fin
it
Elle fin
it
On fin
it
Nous fin
issons
Vous fin
issez
Ils fin
issent
Elles fin
issent
J'ai fin
i
Slide 32 - Slide
e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-
Slide 33 - Drag question
Het werkwoord remplir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
remplis
remplissent
remplit
remplissez
remplissons
remplis
Slide 34 - Drag question
Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
timer
1:00
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
- -
-ons
-ez
-ent
Slide 35 - Drag question
Remplissez la bonne forme du verbe:
Je ________ le vélo (choisir, présent)
A
Choisisse
B
Choisirs
C
Chois
D
Choisis
Slide 36 - Quiz
Remplissez la bonne forme du verbe:
Il ________ bien (travailler, présent)
A
travaile
B
travaille
C
travailles
D
travailler
Slide 37 - Quiz
Aan welk woord herken je in het Nederlands een wederkerend werkwoord?
Slide 38 - Open question
Remplissez la bonne forme du verbe:
Nous ______ ensemble(parler, présent)
A
Parlons
B
Parleons
C
Parlerons
D
Parlions
Slide 39 - Quiz
Remplissez la bonne forme du verbe:
Ils _____ longtemps (attendre, présent)
A
attend
B
attendent
C
attendons
D
attendez
Slide 40 - Quiz
Remplissez la bonne forme du verbe:
Vous ____________ votre voiture (laver)
A
laveez
B
laveons
C
lavons
D
lavez
Slide 41 - Quiz
Remplissez la bonne forme du verbe:
Elle ______ au prof (demander, présent)
A
demand
B
demandee
C
demande
D
demandes
Slide 42 - Quiz
Een wederkerend werkwoord in het Frans is altijd een regelmatig werkwoord op -er en wordt in de infinitief voorafgegaan door het woordje "se"
r
Slide 43 - Slide
Wat is de goede vorm?
je (se laver)
A
me laves
B
te lave
C
me lave
D
se lave
Slide 44 - Quiz
Nous (se laver)
A
nous lavons
B
nous laverons
C
s'habillons
D
nous habillez
Slide 45 - Quiz
Ils (se coucher)
A
il se couche
B
ils se coucher
C
ils se couchez
D
ils se couchent
Slide 46 - Quiz
tu (s'habiller)
A
tu s'habilles
B
tu t'habilles
C
tu t'habille
D
tu t'habillez
Slide 47 - Quiz
More lessons like this
Introduction 3H - Cours 2
August 2020
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
h3t
September 2020
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3A les 12
October 2020
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H.S. 2ème classe, révision grammaire chapitres 5 et 6
June 2020
- Lesson with
42 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les verbes français (présent, p.c., imparfait, futur)
August 2024
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les verbes français (présent, p.c., imparfait, futur)
February 2023
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Regelmatige werkwoorden in het Frans
September 2020
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Verbes écrire, prendre et savoir H3
January 2022
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3