What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling tt, vt en vd herhaling les 1
Werkwoordspelling
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
3 videos
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Deze les leer je/herhaal je spelling uit periode 1
Starten met nieuwe zaken van formuleren en grammatica
Herhalen
Hoe werkwoorden worden vervoegd
Hoe je werkwoorden schrijft in
d
e tegenwoordige tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de verleden tijd
Hoe je werkwoorden schrijft
in de voltooide tijd
Slide 2 - Slide
Nieuw deze periode
Verwijzen met deze, die, dit en dat
Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke vnw
Trappen van vergelijking
Grammatica zinsdelen, pv, ow, wwg, lv, mv, bwb, zn, lw, bnw, etc.
Slide 3 - Slide
We starten met een herhaling van spelling (komen ook woordsoorten nogmaals voorbij)
Slide 4 - Slide
werkwoorden....
Komen in verschillende vormen in een zin voor. Hoe schrijf je de goede vorm?
Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin: wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.
En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: nu of in het verleden?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Zwakke werkwoorden?
Veranderen niet van klank
SeXy FoK(s)CHaaP
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Tegenwoordige tijd = nu
(varen) De visser _____ het meer op.
A
vaard
B
vaart
C
vaarde
D
vart
Slide 9 - Quiz
Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt
Slide 10 - Quiz
Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?
A
Vind
B
Vindt
C
Vond
D
Vondt
Slide 11 - Quiz
werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende
Slide 12 - Quiz
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond
Slide 13 - Quiz
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken
Slide 14 - Quiz
En nu de verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden:
sterke
werkwoorden en
zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> l
ie
pen
Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken --> maak
ten
vullen --> vul
den
Denk dan aan het SeXy FoK(s)CHaaP!
Slide 15 - Slide
Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?
Jan en Marijke...... (lopen) gisteren naar school
A
liep
B
liepen
C
loopte
D
loopten
Slide 16 - Quiz
Dan heb jij ook niet echt.............(leven)
A
Geleefd
B
Geleeft
Slide 17 - Quiz
Gisteren ........... (dromen) ik ervan dat ze met mij zou hebben ............ (lunchen)
A
droomde
B
droomte
C
gelunchd
D
geluncht
Slide 18 - Quiz
Mijn ouders.... (kijken) niet zo blij toen ik te laat thuis was
A
keken
B
keek
C
kijkten
D
kijkte
Slide 19 - Quiz
Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest
A
dansde
B
dansden
C
danste
D
dansten
Slide 20 - Quiz
Vind je het moeilijk?
Kijk dan ook het volgende filmpje. Hetzelfde wordt uitgelegd op een iets andere manier.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Werkwoordspelling
Slide 23 - Slide
voltooide tijd.......
...... wordt gebruikt als iets af is, klaar is.
Het voltooid deelwoord is geen persoonsvorm, want er moet altijd een andere werkwoord bij:
hebben
of
zijn
.
lopen: ik heb gelopen
lezen: ik heb gelezen
Slide 24 - Slide
Aan de slag:
Pak pen en papier.
Bekijk het volgende filmpje
schrijf zelf ook werkwoorden op van de challenge.
Succes!
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Welke werkwoorden heb je genoteerd?
Slide 27 - Open question
Schrijf de voltooid deelwoorden bij de werkwoorden:
lopen, dansen, zwaaien, eten, sporten, halen, wandelen, lachen, knipogen, winnen
Slide 28 - Slide
lopen
dansen
zwaaien
eten
sporten
halen
wandelen
lachen
knipogen
winnen
gelopen
gedanst
gezwaaide
gegeten
gesport
gehaald
gewandeld
gelachen
geknipoogd
gewonnen
Slide 29 - Slide
Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb heel hard naar school .... (fietsen)
A
gefietsen
B
gefietsd
C
gefietst
D
gefietste
Slide 30 - Quiz
welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb drie boeken ..... (lezen)
A
geleest
B
geleesd
C
gelazen
D
gelezen
Slide 31 - Quiz
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)
A
geholpen
B
gehelpen
C
gehelpt
D
gehelpd
Slide 32 - Quiz
Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)
A
geholpen
B
gehelpen
C
gehelpt
D
gehelpd
Slide 33 - Quiz
Hoe is het om dit weer even te oefenen? Voor wie is dit nog moeilijk?
Huiswerk staat klaar in slimleren (H1 werkwoorden) voor extra oefening.
Iedereen maakt dit en is af 2 april.
Slide 34 - Slide
Volgende les:
Formuleren verwijzen met die, deze, dit en dat.
Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Trappen van vergelijking.
Slide 35 - Slide
More lessons like this
werkwoordspelling tt, vt en vd herhaling les 1
March 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling
February 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
October 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling !
February 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
January 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling 2F
January 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1