25 mei 2021 (1)

Reminder: afspraken in de online lessen
1. Thuis heb je een rustige werkplek, het liefst aan een tafel of bureau.
Op deze werkplek heb je plaats voor je chromebook, je boeken, etui en ruimte om te
schrijven.
2. Je volgt al je lessen volgens je lesrooster.
3. Je logt op tijd in bij elke les, net als je docent.
Je zet je camera aan en je microfoon uit, tenzij je docent je iets vraagt.
4. Je bent de hele les ingelogd, tenzij de docent een andere instructie geeft.
5. Je neemt actief deel aan de lessen.
6. Je maakt je opdrachten en huiswerk zoals dit wordt opgegeven door de docent.
7. Je houdt je in de lessen aan alle geldende afspraken.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Reminder: afspraken in de online lessen
1. Thuis heb je een rustige werkplek, het liefst aan een tafel of bureau.
Op deze werkplek heb je plaats voor je chromebook, je boeken, etui en ruimte om te
schrijven.
2. Je volgt al je lessen volgens je lesrooster.
3. Je logt op tijd in bij elke les, net als je docent.
Je zet je camera aan en je microfoon uit, tenzij je docent je iets vraagt.
4. Je bent de hele les ingelogd, tenzij de docent een andere instructie geeft.
5. Je neemt actief deel aan de lessen.
6. Je maakt je opdrachten en huiswerk zoals dit wordt opgegeven door de docent.
7. Je houdt je in de lessen aan alle geldende afspraken.

Slide 1 - Slide

Today

1. Homework...
2. Rewind: reading strategies
3. Using a dictionary
4. Writing: aandachtspunten
5. Rounding off

Slide 2 - Slide


Aan het einde van deze les..
  1. kun je (persoonlijke) gegevens verstrekken;
  2. kun je een woordenboek gebruiken.
  3. heb je geoefend met het schrijven van een email.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Exam prep reading, unit 5

About your homework...

                                                                or               

Slide 5 - Slide

Rewind...
What do you remember?
Hoe kun je omgaan met onbekende / moeilijke woorden in (examen)teksten en (examen)vragen?

Slide 6 - Open question

3. Using a dictionary
  • Werkwoorden: Zoek op het hele werkwoord zonder 'to'.
      Bijvoorbeeld: 'ate'. Hele werkwoord zonder to is 'eat', dus je zoekt 'eat' op in het woordenboek.
  • Zelfstandige naamwoorden: Zoek op het enkelvoud.
      Bijvoorbeeld: potatoes. Enkelvoud is potato, dus in het woordenboek zoek je potato op.
  • Samengestelde woorden: Het Nederlands heeft meer samengestelde woorden dan het Engels. In het Engels worden dat soort woorden (vaak) "opgeknipt" in losse woorden.
    Bijvoorbeeld: geitenkaas is in het Engels goats cheese. Samengestelde woorden zul je vaak niet in een woordenboek kunnen vinden. Je moet dan de afzonderlijke woorden opzoeken en daar één Nederlands woord van maken.
  • Woordenboekgebruik: meerdere betekenissen: Soms heeft een Engels woord meerdere betekenissen. Bij dit soort woorden moet je eerst de tekst waarin het woord staat goed lezen, en vervolgens de woordenboekbetekenissen. Daarna moet je kiezen welke betekenis het best bij het woord past.
    Bijvoorbeeld: toast heeft drie betekenissen: 1. geroosterd brood (zn) 2. proosten (ww) 3. geroosterd (bn)

Slide 7 - Slide

Writing: aandachtspunten.
Welke aandachtspunten zijn er bij het schrijven?

Slide 8 - Open question

4. Work

Unit 5
Exam prep writing: exc. 1 t/m 4
Let op: exc. 4 inleveren in 
               Classroom. Uiterlijk wo. 26/5
  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tot de afsluiting van de les
  • Muziek mag
  • Klaar? doe dan iets voor jezelf. Maar blijf in de meet!

Slide 9 - Slide

Rounding off!
Waar moet je op letten als je een woordenboek gebruikt?

Slide 10 - Open question