22-01-2025

22-01-2025
  • Werkwoorden in de verleden tijd kunnen schrijven en vertellen. 
  • Tekst schrijven in de vt       
             een oudere persoon 
  • Boekbesprekingen van: 
    Angel, Mariam, Waleed & Illia
  • Praatplaat + opdrachten


1 / 9
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 9 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

22-01-2025
  • Werkwoorden in de verleden tijd kunnen schrijven en vertellen. 
  • Tekst schrijven in de vt       
             een oudere persoon 
  • Boekbesprekingen van: 
    Angel, Mariam, Waleed & Illia
  • Praatplaat + opdrachten


Slide 1 - Slide

Opdracht 103 & 104

Regelmatige werkwoorden (103)          SoFT KeTCHuP 

Onregelmatige werkwoorden (104)          Eigen vorm
 

Slide 2 - Slide

Opdracht 105
Naamstokjes!!!
Praatplaat bekijken
1 leest de zin
1 maakt een antwoord met Vroeger
Bijv.:
Nu typen we op een toetsenbord. (typen) 
Vroeger typten de mensen op een typemachine. 

Slide 3 - Slide

Vroeger - Opgroeien
Maak eerst opdracht 106 
Bespreek in groepjes van 3 opdracht 107          Antwoord in de verleden tijd!
Vertel alle drie over vroeger..


Ik groeide op in Almelo. Ik woonde in een hoekhuis. Ik had een grote tuin. Wij gebruikten de tuin om te zitten. Ik speelde voor op straat en in de buurt. etc.  

Slide 4 - Slide

Tekst schrijven
  1. Over wie ga je schrijven? Denk aan een oudere persoon.
  2.  Schrijf 7 zinnen met in elke zin één van de volgende werkwoorden
    leren - maken - ontmoeten - opgroeien - trouwen - werken - wonen.
  3. Gebruik woorden zoals: maar, omdat, terwijl, eerst, daarom..
  4. Lees je tekst na.
  5. Wissel de tekst met degene naast je. 
  6. Verbeter waar dat nodig is de spelling of de woordvolgorde.
    Let goed op de werkwoorden! 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Boekbesprekingen

Slide 7 - Slide

Opdrachten 110 & 111
Gebruik de praatplaat om de vragen te beantwoorden (110)
Maak zelf vragen en zinnen met de blauwe woorden (111)
bijv.: Ik heb thuis een kelder. En jij? 
Ik ook/Ik niet. 
Ik gebruik geen kunststof meer. En jij? 
Ik ook niet/Ik wel.  

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken:
  • Online werken 
  • Boekbespreking verder afmaken 

Slide 9 - Slide