Verbanden tussen zinnen

Formuleren
Verbanden tussen zinnen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Formuleren
Verbanden tussen zinnen

Slide 1 - Slide

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wat weet je al?

Slide 3 - Slide

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 4 - Open question

Het zonnetje scheen, maar het was nog steeds koud.
Signaalwoord =

Slide 5 - Open question

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 6 - Open question

Ik koop een cadeautje + ik ga naar een verjaardag.

Slide 7 - Open question

Ik kijk Netflix + ik speel Call of Duty

Slide 8 - Open question

Een deel van Nederlands vindt dat de coronamaatregelen strenger worden, maar ik vind van niet.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 9 - Quiz

Doordat ik zo hard geleerd had, heb ik nu een voldoende.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 10 - Quiz

Ten eerste had ik geen zin in de opdracht en ten tweede had ik ook niet genoeg tijd.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 11 - Quiz

Ik vind veel series leuk, zoals The 100, Gossip Girl en La Casa de Papel
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 13 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Er zijn bepaalde signaalwoorden die altijd bij een bepaald verband horen.

opsomming: ook, bovendien, en
tegenstelling: maar, echter
tijd: eerst, toen, eens, vroeger, nu
oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
reden: omdat, want, namelijk
toelichting: bijvoorbeeld, zoals
conclusie/samenvatting: dus, samengevat, daarom
voorwaarde: indien, tenzij, wanneer

Slide 14 - Slide

Verband?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 15 - Open question

Verband?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 16 - Open question

Verzin een zin met het verband 'tijd'

Slide 17 - Open question

Verzin een zin met het verband 'opsomming'

Slide 18 - Open question

Verzin een zin met het verband 'oorzaak-gevolg'

Slide 19 - Open question

Opdrachten maken
Maak de opdrachten 1, 2 en 3 van Formuleren.

Slide 20 - Slide